Oorzaken

Het blijft een boeiende vraag waarom de één een eetstoornis ontwikkelt bij een bepaalde levensloop of na bepaalde ingrijpende gebeurtenissen, en iemand anders met een soortgelijk verhaal daar niet mee te kampen krijgt. Verschillende factoren kunnen een rol spelen bij het ontstaan van een eetstoornis, maar hoe het precies zit is tot op heden nog niet duidelijk.

Lichamelijke factoren

Verschillende onderzoeken laten zien dat er een genetische kwetsbaarheid bestaat voor de ontwikkeling van eetstoornissen. Met andere woorden, sommige mensen lijken aanleg te hebben om een eetstoornis te ontwikkelen en hebben hier dus ook een grotere kans op dan mensen die deze aanleg niet hebben. De kans op het krijgen van een eetstoornis is ook aanmerkelijk groter als er eetstoornissen binnen de familie voorkomen. Zo is uit onderzoek onder eeneiige tweelingen gebleken dat als de ene persoon anorexia heeft, de kans 50% is dat de ander ook deze eetstoornis ontwikkelt.

 

Lijnen is ook een belangrijke risicofactor. Er is bewezen dat als mensen gaan lijnen, ze vanzelf (extreem) veel aan eten gaan denken. Dat is ook wel logisch omdat je lichaam denkt dat er schaarste heerst. Schaarste, en daarmee kans op verhongering, is gevaarlijk en je lichaam probeert je dus duidelijk te maken dat je zo snel mogelijk weer aan voedsel moet zien te komen. Lijnen kan dus een begin zijn van de ontwikkeling van een obsessie met eten, lichaam en gewicht en kan ervoor zorgen dat je op den duur niet meer goed kan voelen of je honger hebt of niet. Om deze reden hebben kinderen met overgewicht een verhoogd risico om een eetstoornis te ontwikkelen. De kans is namelijk groter dat ze gaan lijnen.

Psychische factoren

Karaktertrekken. Ieder mens is uniek. Toch delen mensen met eetstoornissen vaak dezelfde karaktertrekken. Sommige karaktertrekken of eigenschappen worden dan ook geassocieerd met eetstoornissen en lijken het risico op de ontwikkeling ervan te verhogen. De meeste mensen met een eetstoornis hebben een lage eigenwaarde, weinig zelfvertrouwen, een negatieve lichaamsbeleving en vaak ook een vertekend lichaamsbeeld. Ze zijn vaak perfectionistisch en vinden het moeilijk om met hun emoties om te gaan. Ook zijn ze vaak gevoelig en geneigd om voor anderen te zorgen en het anderen naar de zin te maken.

Mensen met dezelfde eetstoornis herkennen zich vaak zelfs nog sterker in elkaar. Zo zijn mensen met anorexia vaak wat introverter, overmatig meegaand, competitief ingesteld en dwangmatig van aard. Mensen met boulimia zijn vaak juist wat extraverter, chaotischer, impulsiever en hebben meer behoefte aan prikkels. Dit is natuurlijk een grove verdeling en wil niet zeggen dat dit voor iedereen opgaat.

 

Omgaan met problemen. Het leven gaat niet altijd over rozen; iedereen kent pieken en dalen. Hoe men met deze dalen, maar ook met meer alledaagse moeilijkheden omgaat, verschilt per persoon. Ten eerste bestaat er al verschil in hoe mensen naar situaties kijken en hoe ze deze interpreteren. Sommige mensen hebben over het algemeen een positievere instelling en kunnen beter relativeren. Ten tweede bestaat er een groot verschil in de manier waarop mensen met problemen omgaan. Sommigen gaan de confrontatie aan of proberen het probleem op te lossen, terwijl anderen geneigd zijn om lastige situaties en confrontaties uit de weg te gaan. En waar de één relativeert en zichzelf probeert gerust te stellen, zoekt een ander afleiding en weer een ander zoekt steun bij zijn vrienden of familie. Natuurlijk is er niet een ‘beste manier’ van omgaan met problemen, het hangt ook af van de situatie.

Over het algemeen kan wel gezegd worden dat sommige manieren van problemen aanpakken, effectiever zijn dan andere. Zo werkt het in de meeste gevallen het best om probleemsituaties actief aan te pakken en daarnaast je emoties te uiten en steun te zoeken in je omgeving. Dit is echter makkelijker gezegd dan gedaan en is precies waar de meeste mensen met een eetstoornis (en ook heel veel mensen zonder eetstoornis), moeite mee hebben. Mensen met een eetstoornis zijn juist vaak geneigd om af te wachten, conflicten te vermijden of zelfs te ontkennen, te vluchten -in gedachten, emotioneel en gedragsmatig- of om het in hun eentje op te lossen. Niet alleen maakt deze omgang met problemen hen kwetsbaar voor de ontwikkeling van eetstoornissen, ook ligt deze manier van aanpak vaak ten grondslag aan andere psychische stoornissen.

 

Ingrijpende gebeurtenissen. Sommige gebeurtenissen kunnen behoorlijk wat stress opleveren. Vaak vinden mensen met eetstoornissen het lastig om met deze stress en de bijbehorende emoties om te gaan, waardoor ze zich gaan richten op het (niet) eten. Veel mensen met eetstoornissen geven dan ook aan dat zij vlak voor de ontwikkeling van hun eetstoornis een voor hen ingrijpende en stressvolle gebeurtenis hebben meegemaakt. Dat betekent niet dat iedereen die een heftige ervaring heeft, direct een (eet)stoornis ontwikkelt, maar het kan wel een trigger vormen die de bestaande kwetsbaarheid aanwakkert.

Wat voor de één stressvol is, doet een ander misschien weinig. En de hoeveelheid stress die iemand aankan verschilt ook per persoon. Gebeurtenissen die in ieder geval vaak voorafgaand aan de ontwikkeling van eetstoornissen plaatsvinden zijn examenperiodes, scheidingen en ziektes bij ouders of andere dierbaren, verhuizingen en relaties die worden beëindigd. Ook de lichamelijke veranderingen in de puberteit kunnen als negatief en ingrijpend worden beleefd, waardoor iemand zou kunnen beginnen met lijnen.

Ook negatieve en vaak traumatische ervaringen zoals pesten, seksueel misbruik en mishandeling kunnen eetstoornissen in de hand werken. Te meer omdat slachtoffers hiervan vaak een negatief zelf- en lichaamsbeeld hebben, wat een extra risico met zich meebrengt.

Omgevingsfactoren

Als iemand aanleg heeft voor het ontwikkelen van een eetstoornis door bepaalde lichamelijke en/of psychische factoren, dan betekent het nog niet dat diegene ook daadwerkelijk een eetstoornis zal ontwikkelen. Of dit gebeurt hangt ook af van omgevingsfactoren. Sommige factoren kunnen iemand beschermen tegen deze ontwikkeling. Andere factoren zullen juist de aanwezige kwetsbaarheid triggeren en zo de kans op dat iemand een eetstoornis ontwikkelt verhogen. Hieronder kun je meer lezen over dit soort risicofactoren in de omgeving.

 

Gezin. Een belangrijk deel van de omgeving waarin iemand opgroeit, bestaat natuurlijk uit de gezinssituatie. Een kind wordt hier dan ook mede door gevormd en door beïnvloed. Zo kan de situatie waarin het kind opgroeit en de manier waarop het wordt opgevoed, invloed hebben op hoe hij of zij later de wereld zal zien en in het leven zal staan.

Vaak komen mensen die een eetstoornis hebben uit een gezin waar voedsel, uiterlijk en gewicht een belangrijke rol spelen. Zo komt het regelmatig voor dat één of meerdere gezinsleden last heeft van overgewicht, of ook een eetstoornis heeft. Behalve dat er via de genen bepaalde eigenschappen of kwetsbaarheden doorgegeven kunnen worden, kunnen bepaalde gedachten of gedragingen ook aangeleerd zijn. In het geval van (ernstig) overgewicht in het gezin, zal behalve erfelijkheid ook de leefstijl en de manier hoe eten wordt gezien en gebruikt meespelen in de ontwikkeling van een eetstoornis. In het geval dat een moeder bijvoorbeeld een eetstoornis heeft, wordt een kind al vroeg geconfronteerd met een ongezonde omgang met eten. Daarbij kan het kind – al dan niet bewust of bedoeld – de boodschap meekrijgen dat gewicht en uiterlijk in belangrijke mate van invloed zijn op iemands levensgeluk en zo aangezet worden tot lijnen.

Depressies en verslavingen komen veel voor in gezinnen van eetstoorniscliënten. Aangezien deze psychiatrische stoornissen ook vaak voorkomen naast eetstoornissen en raakvlakken hebben met eetstoornissen, is het niet duidelijk wat de boventoon voert, de genen of de opvoeding. Waarschijnlijk hebben de mensen met een eetstoornis die (een) ouders(s) hebben met deze psychiatrische stoornis(sen), zelf ook aanleg om somber te worden of zijn ze ook verslavingsgevoelig. Daarnaast zie je dat mensen die depressief of verslaafd zijn, meestal niet goed kunnen omgaan met lastige situaties en het moeilijk vinden om hun emoties te uiten en te verwerken. Een kenmerk dat ook vaak ten grondslag ligt aan de ontwikkeling van eetstoornissen. Deze manier van omgaan met problemen kan dan bijvoorbeeld aangeleerd zijn.

Veel mensen met eetstoornissen zijn heel gevoelig, voelen zich vaak zeer verantwoordelijk en zijn geneigd om voor anderen te zorgen. Moeilijke gezinssituaties kunnen dus ook indirect eetstoornissen in de hand werken; het kind of de jongere in het gezin gaat zorgen voor de ouder(s) en eventueel andere gezinsleden, en ‘lost zijn of haar eigen problemen op’ door met (niet) eten aan de slag te gaan. De eetstoornis is dan vaak een geheim, men wil anderen niet opzadelen met de eigen problemen. De eetstoornis wordt dan gezien als ‘iets voor of van zichzelf’ en wordt vaak voor een groot deel als prettig ervaren.

Wat ook voorkomt is dat de eetstoornis juist wordt ingezet als bliksemafleider. Dit wordt bijvoorbeeld nogal eens gezien als de ouders vaak hevige ruzie met elkaar hebben. De eetstoornis wordt dan bewust of onbewust gezien als (machts)middel dat kan worden ingezet om de ouders af te leiden en dichterbij elkaar te brengen. Immers, niets verbindt mensen zo sterk als een gezamenlijke angst of vijand.

Cultuur. Met name vrouwen hebben vaak een onrealistisch beeld van hoe hun lichaam eruit ziet en voelen zich ontevreden over hun gewicht en uiterlijk. Maar ook mannen kunnen hier last van hebben. Hoe groter het verschil is tussen iemands lichaamsbeeld (hoe iemand zichzelf ziet) en zijn of haar lichaamsideaalbeeld (hoe iemand eruit zou willen zien), hoe ongelukkiger iemand wordt.

Mogelijk heeft het huidige schoonheidsideaal invloed op ons eigen ideaalbeeld. Tegenwoordig is er voedsel in overvloed. Tegelijkertijd, of misschien wel als gevolg hiervan, is dun in de mode geraakt, terwijl bijvoorbeeld in de middeleeuwen de Rubens-vrouw het ideaal was. Deze trend is dan ook duidelijk te zien in de media. Al lijkt er ook weer een tegenbeweging op gang te zijn gekomen waardoor slank meer de norm is geworden in plaats van graatmager. Toch is dun-zijn symbool komen te staan voor bekwaamheid, fitheid, geluk, aantrekkelijkheid en succes. Wat natuurlijk best wat druk kan geven.

 

Sociale factoren. Veel mensen met eetproblemen geven aan dat ze negatieve reacties hebben gekregen vanuit hun omgeving op hun uiterlijk of gewicht. Dit soort opmerkingen zijn zeker niet de oorzaak van eetstoornissen, maar kunnen net als andere (omgevings)factoren een trigger zijn om bijvoorbeeld te gaan lijnen.

Omgevingen waar uiterlijk verschijn en gewicht belangrijk wordt gevonden, kunnen riskant zijn voor mensen die hier gevoelig voor zijn. Dit kunnen bepaalde milieus zijn of bijvoorbeeld bepaalde scholen. Zo wordt er op sommige middelbare scholen veel aandacht gevestigd op het uiterlijk en beoordelen scholieren elkaar op hun kleding en figuur, terwijl het op andere scholen belangrijk wordt gevonden wat voor activiteiten iemand doet en kan dát iemand al dan niet populair maken.

De meest concrete omgevingen waar veel eetstoornissen voorkomen zijn de modellenwereld en bepaalde takken van sport. Voornamelijk bij sporten waar lichaamsgewicht van belang is, zoals bij klassiek ballet, turnen, afstandslopen en judo. In sommige gevallen worden er bepaalde eisen gesteld aan iemands gewicht omdat er gewerkt wordt met gewichtsklassen, zoals bij judo. Of omdat bepaalde oefeningen soms makkelijker kunnen worden verricht met een lager gewicht, zoals soms het geval kan zijn met turnen. In andere gevallen gaat het er meer om hoe iemand eruit ziet zoals bij ballet en in de modellenwereld, en kun je aan de hand van hoe je eruit ziet worden goed- of afgekeurd, aangenomen of afgewezen. De druk kan in al deze gevallen flink oplopen, of iemand nu direct opmerkingen heeft gekregen over zijn of haar gewicht, of dat iemand zelf conclusies trekt aan de hand van de heersende normen.