Ervaringsverhalen
Wiens verhaal wil je lezen...?
Anorexia Nervosa
Persoonsgegevens
Naam: Sander
Leeftijd: 21
Burgerlijke status: single
Woonsituatie: op zichzelf
Opleidingsniveau: HBO
Studie/werk: Animator in een kidsplayground
Wanneer is je eetstoornis ontstaan?
“Het begon toen ik in de tweede klas van de middelbare school zat, ik was toen een jaar of veertien. Ik kwam in de puberteit en natuurlijkerwijs begon mijn lichaam te veranderen. Toen ik op een dag op de weegschaal stond, zag ik dat ik 59,5 kilo woog. Ik was toentertijd helemaal niet dik, maar ik vond het getal heel zwaar klinken. En zwaarder worden associeerde ik met dikker worden. Aangezien ik absoluut niet dik wilde worden, mocht ik niet zwaarder worden had ik bedacht. Ik besef me nu dat die beredenering niet helemaal klopte, maar daardoor is het lijnen wel ontstaan. 60 kilo werd een magische grens waar ik niet meer overheen mocht van mezelf. Ik ben toen ‘onschuldig’ begonnen met lijnen en de eetstoornis is er geleidelijk ingeslopen. Uiteindelijk heb ik ruim zes jaar een eetstoornis gehad.”
Hoe komt het denk je dat je zo bang was om dik te worden?
“Op de basisschool ben ik gepest, dus ik denk dat dat van grote invloed is geweest. Daardoor ben ik erg onzeker geworden. Ik ben homoseksueel – waar ik momenteel overigens helemaal ok mee ben – maar als kind was dat nog wel lastig. Op de basisschool had ik het zelf nog niet geaccepteerd, laat staan er voor uitgekomen, maar de andere kinderen hadden feilloos door dat ik ‘anders’ was. Ik hield niet van voetballen en speelde liever mee met de spelletjes die de meisjes deden. Door de jongens in de klas werd ik afgewezen en buitengesloten, uitgemaakt voor meisje en gepest om het feit dat ik op jongens viel. Ook droeg ik een bril, wat een kind meestal niet populairder maakt. Dit alles bij elkaar zorgde er voor dat ik erg bang was om dik te worden. Ik wilde mensen niet nóg meer aanleidingen geven om me te kunnen pesten, niet op nóg meer vlakken anders zijn dan anderen.”
“Nee heel lang niet, maar ik deed er ook alles aan om het te verbergen. Zo droeg ik bijvoorbeeld altijd wijde kleren. Als ik afspraken had tijdens eetmomenten, wat natuurlijk al snel het geval was, dan zei ik ze af. Of ik verzon smoesjes zodat ik niet mee hoefde te eten. Aangezien men bij een jongen niet zo snel aan een eetstoornis denkt, zocht niemand hier iets achter. Iets dat me toentertijd vanuit mijn eetstoornis goed uitkwam, maar wat het achteraf natuurlijk alleen maar moeilijker maakte om eruit te komen. Meer aan het eind van mijn eetstoornis wist mijn omgeving er wel van af. Ik zat toen echt op een dieptepunt, waarbij ik nauwelijks meer een sociaal leven had. Dat kwam van twee kanten. Ik trok me erg terug en mijn vrienden ook. Ik ben ook echt vrienden verloren door die periode. Ze wilden me wel helpen, maar wisten niet hoe en vaak werkten hun pogingen alleen maar averechts. Als je zelf nooit een eetstoornis hebt of hebt gehad, zul je het ook nooit helemaal begrijpen volgens mij.”
Wat haalde je uit je eetstoornis?
“Een soort kracht, dat ik het eten in de hand had en de honger aankon. Het afvallen gaf me echt een kick. Helaas was die kick van korte duur, maar dat is dan ook waarom het zo verslavend werkte. Het werd een soort spelletje. Verder was ik op een gegeven moment ook helemaal afgevlakt. Ik voelde niets meer, wat ik ergens wel fijn vond. Je trekt je dan minder aan van andere mensen. Je zit in je eigen wereld en niemand kan erbij. Het gaf me een gevoel van veiligheid, want de wereld kan toch hard zijn. Op dit moment zou ik niets meer kunnen bedenken wat er fijn is aan het hebben van een eetstoornis. Nu zie ik het als iets dat mijn jeugd heeft afgenomen.”
Hoe ben je er uiteindelijk van afgekomen?
“Op een gegeven moment zat er een meisje bij mij in de klas, dat er voor uitkwam dat ze anorexia had. Ik kreeg een schok van herkenning. Ergens besefte ik toen al wel dat ik daar ook mee kampte, maar durfde het nog niet te erkennen voor mezelf. Voorzichtig ben ik toen contact met haar gaan zoeken. Langzaam is het er uitgekomen en ben ik er met haar over gaan praten. Dat meisje is overigens een van mijn beste vriendinnen geworden. Door haar heb ik me op den duur aangemeld bij Centrum Eetstoornissen Ursula, zij was daar eerder al (uit)behandeld. Bij de Ursula heb ik uiteindelijk een jaar in de Adolescentengroep gezeten, waarbij ik vier uur per week therapie kreeg.”
Hoe heb je je behandeling ervaren?
“In eerste instantie was ik tijdens mijn behandelingen nog eens zeven of acht kilo afgevallen. Iedere week steeds een paar honderd gram, waardoor ik uiteindelijk twaalf kilo onder het minimum terecht was gekomen van wat voor mij normaal gewicht zou zijn volgens de BMI criteria. Aan de ene kant vind ik het kwalijk dat dat heeft kunnen gebeuren, aan de andere kant: hoe grijp je in? Het had in ieder geval weinig gescheeld of ik was in de kliniek beland en had mijn opleiding stil moeten leggen. De behandeling is met pieken en dalen gegaan wat betreft motivatie. Ik weet nog heel goed dat ik voor het eerst weer 300 gram was aangekomen. Ik heb keihard gehuild! Nu denk ik: wat een aanstellerij. Maar destijds was ik zo hard bezig geweest om af te vallen, dat het heel heftig was. Vooral omdat iedereen het nog toejuichte ook.
De kanteling vond plaats in het tweede jaar van mijn opleiding. In het derde jaar kon je namelijk stage gaan lopen in het buitenland. Ik zag dat je ook naar Amerika kon, Texas, en dat leek me wel wat! Ik wist dat ik dit niet aan zou hebben gekund met een eetstoornis, dus als ik deze kans wilde grijpen, dan moest ik ervoor gaan vechten. Met Amerika in het vizier heb ik dat sindsdien ook gedaan. Op een gegeven moment kwam die 60 kilo weer in beeld. Met deze 60 kilo, waar het natuurlijk allemaal mee begonnen is, zat ik toen – zeven jaar later – nog niet eens op mijn minimumgewicht. Het bewijs dat gewicht niet alleen maar iets zegt over hoe dik je bent. Het was een moeilijk punt, maar ook dat heb ik weten te passeren. Mijn doel heb ik uiteindelijk bereikt: ik heb 4,5e maand in Texas gewoond en gewerkt en ik vond het fantastisch.“
Zijn er nog meer factoren die jou hebben geholpen in je herstelproces?
“Behalve iets waar ik het voor deed, had ik ook een trap onder mijn kont nodig. Natuurlijk is het eng om weer (normaal) te gaan eten, maar als je verder wilt komen moet je er iets voor doen. Dat hoeft niet in één keer een grote stap te zijn, het kan ook in kleine stapjes. Als je het maar doet. Doordat ik beter ging eten, merkte ik verschillende dingen op. Ten eerste, dat je echt geen tien kilo aankomt van een boterham. Ten tweede kreeg ik weer meer energie, waardoor ik niet alleen weer leuke dingen kon gaan doen, maar ook vooral weer wílde gaan doen. Dat werkte stimulerend. Net als het feit dat mijn omgeving weer normaler tegen me ging doen. Men ging me steeds minder als ‘het zieke jongetje’ behandelen, wat voorheen het geval was. Logisch, want dat was ik ook, maar het voelde toch niet prettig omdat ik immers meer was dan een ziekte.”
Zijn er nog specifieke onderdelen of momenten tijdens je behandeling geweest, die je zijn bijgebleven of belangrijk voor je zijn geweest?
“Ja, vooral bij PMT (Psycho Motorische Therapie) waren er voor mij veel eye-openers, zoals bij de oefening met de touwtjes. Hierbij moet je vier verschillende touwtjes in een cirkel op de grond leggen die de omtrek vormen van bijvoorbeeld je middel. Het eerste touwtje leg je neer zoals je denkt dat je omtrek is, het tweede touwtje zoals je omtrek er voor je gevoel uitziet. Het derde touwtje staat voor hoe je zou willen dat je omtrek was en het vierde touwtje is de werkelijkheid. Het bleek dat mijn ‘wenstouwtje’ praktisch het dubbele was van de werkelijkheid. Ik bleek dus niet alleen dunner te zijn dan ik dacht, maar zelfs bijna de helft dunner dan ik had willen zijn.
Het ‘spiegelen’ heeft me ook wijzer gemaakt. De eerste keer dat ik mezelf moest bekijken ben ik in huilen uitgebarsten. Ik wist dat ik mezelf niet reëel zag, maar dat het zó vertekend was had ik me nooit gerealiseerd. Ik zag echt een jongen met overgewicht. Ik heb ooit een documentaire gezien waarbij een meisje met anorexia ditzelfde ervoer voor de spiegel. Destijds geloofde ik dat niet, maar ik had misschien niet zo snel een oordeel over haar moeten vellen want ik heb ondertussen hetzelfde ervaren.”
Kun je nu zeggen dat je hersteld bent?
“Mijn lichaamsbeeld is weer genormaliseerd; ik zie mezelf weer zoals ik ben. Ik zou momenteel zelfs nog wel iets aan willen komen, maar mijn lichaam stribbelt tegen. Als ik nu een dag of twee iets minder eet, ben ik zo weer een kilo afgevallen. Het goeie is dat ik er nu van baal. Ik merk nu dat ik de energie echt nodig heb, zeker omdat ik een baan heb waarbij ik moet springen en dansen met kinderen. Ten tijde van mijn eetstoornis vond ik dat er bizar veel op een basiseetlijst stond, nu heb ik daar niet eens genoeg aan. Maar ik wil niet overeten om op een bepaald gewicht te blijven of om aan te komen, dat is ook niet fijn. Ik eet gewoon naar behoefte en mezelf wegen doe ik niet meer. Dat is iets dat ik nooit had kunnen bedenken, dat die obsessie nog eens over zou gaan. Vroeger begon ik daar de dag mee. Ik heb zelfs een keer een weegschaal meegenomen op vakantie! Als je kijkt naar mijn gewicht, eten en lichaamsbeeld zou ik dus inderdaad zeggen dat ik hersteld ben. Wat ik nog wel moeilijk vind is me letterlijk en figuurlijk blootgeven. Na de behandeling heb ik twee vriendjes gehad en dat vond ik toch lastig. Met het eerste vriendje heb ik negatieve ervaringen opgedaan; hij is over mijn grenzen gegaan. Wonderbaarlijk genoeg ben ik toen niet teruggevallen. Na een paar maanden kreeg ik een nieuw vriendje. Bij hem gaf ik wel goed mijn grenzen aan, maar dat betekende wel dat hij veel geduld moest hebben en dat kon hij op een gegeven moment niet meer opbrengen. Wat dus eigenlijk ook een negatieve ervaring was. Het kunnen aangaan van (lichamelijke) intimiteit en het genieten ervan, heeft waarschijnlijk nog wel wat tijd nodig. Maar ik blijf nu wel bij mezelf.”
Wat is het verschil tussen Sander met eetstoornis en zonder?
“Nu ik beter in mijn vel zit hoor ik van mensen dat ik weer straal en mijn ogen weer zijn gaan twinkelen. Dat vind ik nog steeds mooi om te horen. Ik ben van zwart-wit in een regenboog veranderd. Zowel qua uiterlijk (ik ben nu dol op kleurtjes) als qua innerlijk. Ik ben ook weer opener geworden. Als kind was ik dat al en ben het nu ook weer gelukkig. Verder maak ik tegenwoordig bewustere keuzes. Voorheen heb ik me altijd erg aangepast aan mensen, nu denk ik eerst na wat ik zelf wil. Ik ben mijn grenzen meer gaan accepteren, respecteren en beter gaan bewaken. Ik kan oprecht zeggen dat ik trots op mezelf ben. Hier is heel wat lef, doorzettingsvermogen en eten voor nodig geweest haha! Ik durf mezelf nu veel meer te laten zien en ik kan er nu van genieten als mensen kijken. Daarbij kan ik nu complimenten aannemen en ze ook geloven. Vroeger wilde ik niet dat mensen me zagen, over me gingen oordelen. Nu oordelen ze natuurlijk ook, maar het kan me niets meer schelen. Het is zonde om zoveel tijd te besteden aan de mening van anderen. Tenslotte geniet ik nu heel erg van alles wat ik doe. Door mijn eetstoornis heb ik mijn puberteit eigenlijk overgeslagen, maar deze ben ik nu flink aan het inhalen. Ik ga vaak uit en ben dan alles behalve een muurbloempje. De aandacht van jongens was wel nieuw en raar voor me in het begin, maar ik genoot er wel van. En nog steeds; ik ben zelfs een echte flirt geworden.”
Wat helpt je om niet terug te vallen in verstoord eetgedrag?
“Ik doe leuke dingen. En ik praat veel, ook over lastige dingen. Als ik me nu rot voel dan bel ik iemand. Of ik ga schrijven, daar heb ik tijdens mijn behandeling veel aan gehad en nog steeds. Ik had altijd al wel iets met schrijven, vroeger schreef ik veel fantasieverhalen. Tijdens mijn behandeling ging ik meer schrijven over en vanuit mijzelf. Vaak begon ik gewoon de gedachten in mijn hoofd op te schrijven, het was vaak onsamenhangend omdat mijn gedachten sneller gingen dan mijn hand maar dat was niet erg; van me afschrijven hielp omdat ik het dan kon uiten, zolang ik dit niet deed bleef het maar malen in mijn hoofd. Ik schreef er vaak ook de emoties bij, zoals verdriet en schaamte. Tenslotte weet ik nu dat niet eten mij niet gelukkig maakt. En ik houd gewoon ook weer van eten, dus waarom zou ik daar mee stoppen?”
Hoe heb jij het, als man, ervaren om te kampen met anorexia?
“Ik heb lang niet doorgehad dat ik anorexia had. Natuurlijk hoort ontkenning ook wel bij de ziekte, maar het feit dat ik dacht dat deze stoornis iets voor meisjes was, heeft niet bepaald geholpen bij het bewustwordingsproces. En dat is precies wat mij zo boos maakt. Overal in de media wordt er gesproken over meisjes en vrouwen met eetstoornissen, nauwelijks over jongens en mannen. Ik denk dat het voor mannen daardoor nog moeilijker is dan voor vrouwen om deze ziekte te herkennen, erkennen en er voor uit te komen. Niet alleen een jongen of man zélf die een eetstoornis heeft zal zijn eetproblemen naar verwachting minder snel herkennen en erkennen, ook voor de omgeving is het moeilijker signalen op te vangen omdat men het simpelweg niet verwacht. Voor mij kwam er ook dubbel schaamte bij kijken. Ten eerste schaamde ik me überhaupt al dat ik een stoornis had. En daar kwam bij dat ik een ‘meisjesstoornis’ had, dus moest er al helemaal iets mis met me zijn dacht ik. Naar mijn idee gaat het er helemaal niet om wat voor geslacht je hebt, het is gewoon iets psychisch. En dat het probleem zich vaker bij meisjes voordoet is goed mogelijk, maar er zijn genoeg mannen die hier ook aan lijden. De fabel dat eetstoornissen alleen vrouwen aangaan, moet wat mij betreft de wereld uit worden geholpen.”
Bij de binge eating disorder (eetbuistoornis) is het percentage man/vrouw fiftyfifty voor zover bekend. Denk je dat dat bij de andere eetstoornissen ook het geval is, maar dat mannen minder snel uitkomen voor deze andere vormen van eetproblemen?
“Nee ik denk niet perse dat er evenveel mannen als vrouwen lijden aan anorexia, boulimia en/of een niet anderszins omschreven eetstoornis. Maar wel veel meer dan nu bekend denk ik. Daarbij denk ik dat er nog een grote groep mannen bestaat die dezelfde achterliggende problemen hebben, maar deze uiten in overmatig sporten. Er zijn genoeg mannen in de sportschool te vinden volgens mij die precies het omgekeerde hebben van anorexia [red.: ook wel bigorexia genoemd in de volksmond. Hierbij is het lichaamsbeeld ook vertekend, maar dan de andere kant op. Deze mannen hebben continu het gevoel te smal of te ‘klein’ te zijn en voelen zich daar onzeker en minderwaardig over, of voelden zich onzeker en minderwaardig en hebben dit geprojecteerd op hun lichaam. In plaats van afvallen slaan zij door in het opbouwen van spieren, wat vaak gepaard gaat met obsessief eten – ook zij hebben verboden lijsten en planningen – , soms wel meerdere keren per dag sporten en dikwijls het gebruik van anabole steroïden.] Ik denk dat deze groep mannen evenmin snel gezien wordt. Gespierde mannen in sportscholen is namelijk een ‘normaal’ en geaccepteerd beeld in onze samenleving. Dus welke kant het ook uitgaat, bij mannen wordt het niet zo snel verwacht en dus ook minder snel gezien.”
Denk je dat er een relatie bestaat tussen homoseksualiteit bij mannen en het ontwikkelen van een eetstoornis?
“Ik houd eigenlijk helemaal niet van clichébeelden, maar als er al een relatie zou bestaan dan denk ik dat het vooral gaat over de uitingsvorm waar we het net ook over hadden. Ik denk dat homoseksuele mannen sneller geneigd zijn om te gaan afvallen, of zich dit nu uit in anorexia of boulimie en dat heteroseksuele mannen sneller de sportschool induiken en ‘bigorexia’ ontwikkelen. Al ken ik ook genoeg homoseksuele mannen die daar sneller toe geneigd zouden zijn denk ik, dus dat is nooit één op één. Het feit dat ik op mannen val heeft indirect een rol gespeeld met de ontwikkeling van mijn eetstoornis, maar zo ver ik weet niet direct. Met andere woorden: mijn eetstoornis is volgens mij getriggerd door mijn gevoel van onzekerheid naar aanleiding van het pesten, en staat los van mijn seksuele voorkeur.“
Wat hoop je met dit interview te bereiken?
“Al zou ik maar één iemand bereiken met mijn verhaal, dan zou mijn doel al zijn bereikt. Of het nu een jongen van vijftien is of een man van vijfenveertig. Ik zou hem graag willen laten zien dat er meer mannen zijn met dit probleem, dat hij niet de enige is. Hopelijk zorgt de herkenning voor verlichting en wellicht ook voor meer acceptatie van zijn eetprobleem. Ik hoop ook dat die jongen(s) zich meer zal gaan beseffen dat ze ‘ie het verdient om een ander, eetstoornisvrij leven te leiden. Ten slotte hoop ik dat mensen die mijn verhaal lezen gestimuleerd en gemotiveerd raken om hulp te zoeken, op wat voor manier dan ook. Bijna iedereen die een eetstoornis heeft is steengoed in het bagatelliseren ervan, dat was ik ook. Ik dacht ook dat anderen meer hulp nodig hadden of verdienden dan ik, dat anderen dunner waren, er erger aan toe waren etc. Maar nu zie ik het anders: je kunt er beter te vroeg bij zijn dan te laat.”
Persoonsgegevens
Naam: Kathelijne
Leeftijd: 27
Burgerlijke staat: samenwonend
Woonsituatie: met vriend
Opleidingsniveau: WO
Werk: Intercedente
Scheiding van mijn ouders
“Toen mijn moeder besloot dat ze wilde scheiden van mijn vader, veranderde mijn leven van de één op de andere dag radicaal. De borden vlogen door de keuken; van een onbezonnen en stabiel gezinsleven was geen sprake meer. Veertien jaar was ik toen. Er was alleen maar ruzie en spanning in huis. Ik dacht: als ik het dan maar tenminste goed doe op school en braaf help in het huishouden, dan neem ik misschien wat spanning in huis weg en zijn mijn ouders daar tenminste wel tevreden over. En als ik dan ook nog eens ietsje gezonder ga leven, dan kan ik daar in ieder geval trots op zijn.”
Glijdende schaal
“En zo begon het. Aanvankelijk geen chips en chocola meer, en een abonnement op de sportschool. Hard studeren voor mijn schooltoetsen, zorgen dat de afwasmachine uitgeruimd was en dat de trap gezogen was als mijn moeder thuiskwam. Na al het geklaag van mijn ouders onderling, het continue kwaadspreken over de ander, was “Zeg, je bent afgevallen! Ziet er goed uit!” zo’n beetje het eerste positieve dat ik sinds weken te horen kreeg. En dat smaakte naar meer. Althans, ‘smaakte’…ik smeerde geen boter meer op mijn brood, dronk geen melk meer in mijn thee. Een boterham bij de lunch minder, een kleiner stukje vlees bij het avondeten. En ik ging nog een keer vaker per week naar de sportschool. Dat ging tenminste wel goed, daarin slaagde ik in ieder geval wel.”
Meer verlies dan alleen gewicht
“Ik ging mij meer en meer bezighouden met afvallen en sporten. In plaats van wat gezelligs te ondernemen na schooltijd met mijn vriendinnen en vriendje, voelde ik mezelf nuttiger als ik de sportschool indook en ‘s avond voor het avondeten zorgde (of eigenlijk: ik stoomde alleen nog maar groentes). Het besef dat het mijn leven beheerste, heb ik stiekem eigenlijk altijd wel gehad. Pas op de dag dat mijn vriendje het uitmaakte (geef hem eens ongelijk; ik was inmiddels allesbehalve een gezellig en aantrekkelijk vriendinnetje) realiseerde ik mij echt dat ik meer begon te verliezen dan alleen mijn gewicht. Op die dag heb ik aan de bel getrokken en aan mijn omgeving toegegeven dat ik hulp nodig had.”
Behandeling
“Toen begon een lang behandelingstraject. Eerst aankomen met behulp van een diëtiste, totdat mijn gewicht voldoende was om mijn gedachten en emoties te gaan versterken middels verschillende therapieën. Te beginnen met groepstherapie in deeltijd, daarna gezinstherapie en vervolgens een jaar lang individuele psychodynamische therapie. Het was zwaar, maar ik heb er geen seconde spijt van gehad.Groepstherapie was best eng, maar ik heb veel erkenning gevonden. Het was zo fijn om mensen te ontmoeten die mij begrepen. We gaven elkaar stimulans en hielden elkaar een spiegel voor. Psychodynamische therapie was moeilijker, dat ging een stap verder. Door gesprekken kwam ik in contact met mijn gevoel en begonnen de puzzelstukjes van mijn eetstoornis in elkaar te vallen; waarom ik dit ontwikkeld had. En ondertussen bleef ik onder begeleiding van de diëtiste vechten om mijn gedachten en gedrag omtrent eten en bewegen weer gezond te krijgen. Het was nooit gemakkelijk; zo’n vier jaar lang is elke maaltijd een innerlijke strijd geweest.”
Imperfectie hoort bij leven
“Ik ontdekte welke pijn er onder mijn eetstoornis lag. Bepaalde verhoudingen in mijn gezinssituatie hebben mij ertoe aangezet om zo door te slaan in het afvallen. Zo heb ik bijvoorbeeld altijd het idee gehad dat ik er alleen toe deed als ik perfect was: een 7 was niet goed genoeg, dat moest een 9 of 10 zijn. Ik was de oudste in ons gezin, en mijn ouders gebruikten mij vaak als klankbord. Mijn zusjes waren nog te jong om het te begrijpen, zo dacht ik. Nu weet ik: op je 14e ben je ook nog veel te jong! Het liefst wilde ik hen gelukkig zien, dat alles zo bleef als eerst. Uit alle macht probeerde ik de boel te sussen. Maar…het lukte me niet. De echtscheiding van mijn ouders liet mij wankelen. Het liet me zien dat mijn leven niet perfect was, dat onzekerheden bij het leven horen.Ik kon die angst niet verdragen, wilde er niet aan. Ik wilde mezelf letterlijk en figuurlijk wegvagen uit mijn leven. Alsof dat het verdriet oploste.”
Hersteld
“Ik heb geleerd die pijn, die angst, onder ogen te zien. Door te voelen en eerlijk tegen mijzelf te zijn, leerde ik van mijn pijn mijn kracht te maken. En zo veranderde die angstaanjagende lepel met eten…. in een lepel lef. Ik ben er helemaal vanaf. Ik geniet van het leven en van eten, ik kan sporten zonder erin door te slaan. Ik blijf van mezelf vragen om op alle vlakken goed te presteren, maar dat is ook wie ik ben en wie ik zal blijven. En ja, ik moet eerlijk zijn, ik geloof wel dat ik het belangrijker dan anderen vind om slank te blijven. Ik leef erg gezond, maar: op een ‘gezonde’ manier. Ik eet dus echt wel eens een zak chips (helemaal leeg!) of een frietje. En dan heb ik nergens last van, lekker joh! Ik kan daar weer helemaal van genieten zonder me schuldig te voelen. Ten tijde van mijn eetstoornis kon ik me niet voorstellen dat er ooit een dag zou komen waarop ik geen calorieën meer zou tellen (ik wéét wat er in zit, dat is kennis; hoe kan ik dat óóit uit mijn hoofd krijgen). Maar als je mij nu vraagt wat er in een bord pasta bolognese zit: ik zou het echt niet weten. Dat komt omdat ik het niet meer nodig heb om er over na te denken!“
Kilo’s zelfvertrouwen
“Natuurlijk zijn er nog momenten dat ik verdrietig of boos ben, en slecht in mijn vel zit. Dan kan ik wel eens het verlangen hebben om die gevoelens ‘weg te maken’ en mezelf af te leiden door bijvoorbeeld minder te eten of meer te gaan sporten. Gelukkig kan ik dan nu tegen mezelf zeggen: “Kom op, wat is er écht aan de hand, je weet ook dat dat niks voor je oplost”. Ik ben nu niet meer bang voor mijn gevoelens en durf nu verdrietig te zijn en dat met anderen te delen. Zo kan ik nu constructief met moeilijke dingen omgaan. Dat is ook de belangrijkste les die ik geleerd heb: door af te gaan vallen zijn mijn problemen thuis er nooit minder op geworden. En weet je wat het mooiste is? Ik heb nu kilo’s zelfvertrouwen. En: ik voel mezelf veel slanker dan toen ik 15 kilo lichter woog!“
Boulimia Nervosa
Persoonsgegevens
Naam: Sophie
Leeftijd: 28
Burgerlijke staat: single
Woonsituatie: op zichzelf
Opleidingsniveau: WO
Werk: beleidsadviseur
Wat is je ervaring met eetstoornissen?
“Ik heb zelf eetproblemen gehad die zich uiteindelijk ontwikkeld hebben tot een eetstoornis. Tussen mijn 14e en 16e jaar had ik anorectische neigingen. Dit hield in dat ik periodes had waarin ik heel streng lijnde en veel afviel, afgewisseld met tijden waarin ik juist weer veel aankwam door normaal te eten. Er was één periode waarin ik echt heel dun was. Toen menstrueerde ik ook niet meer. Dat was mijn eye-opener. Daarbij kwam dat een meisje in mijn klas anorexia had; er bleef lichamelijk bar weinig van haar over en daar schrok ik erg van. Dát moet bij mij niet gebeuren, dacht ik. Toen is het twee jaar best goed gegaan. Ik heb daar verder geen verklaring voor, maar het speelde gewoon even niet zo’n rol. Vanaf mijn 18e jaar ging het echter mis. Het ging weer bergafwaarts en ik ontwikkelde boulimia nervosa. Op mijn 23e jaar ben ik daar uiteindelijk van genezen.”
Heb je zelf een verklaring voor de ontwikkeling van je eetstoornis?
“Ik denk dat ik sowieso wel aanleg heb voor verslavingen (boulimia wordt vaak vergeleken met een verslaving). Mijn vader is zeer verslavingsgevoelig en heeft ook een alcoholverslaving gehad. Verder ben ik vanaf mijn kindertijd al in aanraking gekomen met eetstoornissen. Een aangetrouwd nichtje had anorexia, net als een vriendin van mijn moeder, en mijn moeder zelf kon ook het nodige lijnen. Dat het op mijn 18e bergafwaarts ging, had volgens mij verschillende oorzaken. Ten eerste had ik een lastige thuissituatie; mijn ouders lagen in scheiding. Mijn moeder was daar heel emotioneel onder, mijn vader was niet te bereiken omdat hij toen licht manisch-depressief was en mijn broer had zijn eigen problemen. Ik wilde vooral niemand tot last zijn en de harmonie en vrede koste wat kost bewaren. Ik dacht zelf: zolang het op school maar goed gaat, dus ik werkte keihard om goede cijfers te halen. Dat jaar was mijn examenjaar, dat voor mij heel stressvol was en daarmee een tweede reden was waarom het bergafwaarts ging. Een derde factor was de relatie die ik toentertijd had. Die relatie was voor mij een vlucht, maar zeker niet in positieve zin want die jongen deed eigenlijk heel naar. Ik geef hem niet de schuld, maar het was wel de druppel. Ik had al een negatief zelfbeeld en hij kleineerde me.”
Wat haalde je uit je eetstoornis? Met andere woorden, waardoor werd je eetstoornis in stand gehouden?
“Het duiken in eten was mijn overlevingsstrategie. Ik voelde me erg alleen en vond troost in het eten. Het was mijn veilige haven. Verder kon ik in mijn relatie toen mijn grenzen totaal niet aangeven en liet ik het allemaal maar gebeuren. Daarbij stortte alles om me heen in en had ik het gevoel dat ik nergens meer grip op had. Ik zocht houvast en dat vond ik in mijn eetgedrag. Het was mijn ding, het enige waarvan ik het gevoel had dat ik er controle over had. Ten slotte was het voor mijeen manier om met mijn emoties om te gaan. Het was een heftige periode en ik verkeerde in een hopeloze thuissituatie waar ik voor mijn gevoel niets aan kon veranderen. Ieder mens zou daar boos of verdrietig van worden, in ieder geval emotioneel. Ik voelde helemaal niets, dacht ik. Op dat moment wilde ik ook niets voelen. En niets uiten omdat ik niemand tot last wilde zijn. Ik wilde alles zelf doen: Sophie kan het wel alleen. Bullshit natuurlijk. Ik stopte het allemaal weg en stortte me op het eten.”
Hoe ben je van de boulimia afgekomen?
“Op mijn 22e ben ik in therapie gegaan. Ik had al eerder besloten dat ik ervoor in behandeling wilde, maar ik heb toen nog een half jaar op de wachtlijst gestaan. Ik zat destijds in mijn tweede studiejaar en kreeg na een periode vol spanningen een complete ‘nervous breakdown’. Ik was niets meer, een vaatdoek. Ik kon geen prikkels aan, ik kon me niet meer concentreren en was alleen nog maar aan het huilen. Dat in combinatie met de eetbuien en het overgeven. Boulimia is lichamelijk heel zwaar verslavend. Ik wilde wel stoppen, maar het lukte niet; je geest kan wel willen maar je lijf wil niet meer. Je lijf is zo ingesteld op die rushes, op dat fijne gevoel. Het is gewoon een keiharde drugsverslaving. Om terug te komen op je vorige vraag, die lichamelijke verslaving hield mijn eetstoornis ook in stand.
Op een gegeven moment, toen ik weer boven de wc-pot hing, stelde ik mezelf de vraag: wil ik op deze manier verder leven? Nee, ik wilde gezond zijn. Ik had toen ook al last van hartkloppingen en van alle andere symptomen die in het rijtje stonden van lichamelijke gevolgen. Voor mij was het de keuze: dood op mijn 40e of in therapie. Ik koos voor het laatste. Toen heb ik mijn omgeving ingelicht en om hulp gevraagd. Mijn moeder wist al wel van mijn eetprobleem, maar ik ben blij dat zij nooit heeft ingegrepen. Als je van een verslaving af wilt komen moet het echt vanuit jezelf komen. Als mensen gaan trekken kan het averechts werken. Ik heb mijn moeder daar achteraf ook voor bedankt en ben heel trots op haar. Het moet heel moeilijk voor haar zijn geweest om daar geen grip op te (willen) hebben. Al was ze natuurlijk hartstikke bezorgd. Ik ben uiteindelijk een jaar in behandeling geweest. Dat is nu 5 jaar geleden, dus ik heb mijn lustrum haha! Ik had één keer in de week een dagdeel groepstherapie en daarnaast gezinsgesprekken.”
Kun je zeggen dat je er nu helemaal vanaf bent?
“Ja, absoluut. Geen haar op mijn hoofd die nog aan een eetbui of braken denkt. Bah, nee. De ‘eetstoornisstem’ is weg bij mij en ik ben niet meer bezig met hoe mijn lichaam eruit ziet. Af en toe weet ik niet precies hoe anderen mij zien, dat is het enige. Maar ik kan ook niet weten hoe anderen mij zien en dat doet er ook niet meer toe. Ik merk het natuurlijk wel aan mijn kleding als ik een beetje ben aangekomen, want dan zit het niet meer lekker. Maar ja, dan is er nog geen man overboord. Meestal ga ik dan meer bewegen; pilates-lesjes op de sportschool en wat meer lopen. Op mijn eten letten doe ik niet. Het triggert, het werkt niet en bovendien vind ik eten veel te lekker. In therapie heb ik trouwens een eed aan mezelf gezworen: ik ga nooit meer op dieet! Het is heerlijk! En het werkt want diëten zijn funest. Ik kan nu ook echt genieten van eten. Soms koop ik bijvoorbeeld een zak bonbons voor mezelf, zalig!
Ik zal nooit een slanke den worden, dat was ik als klein kind al niet (al ben ik ook nooit dik geweest, totaal niet). Sommige dingen gaan gewoon over zelfacceptatie: zo ben ik, dit is mijn natuur, dit is mijn bouw. Als ik nu niet van mijn lichaam houd, dan houd ik nooit van mijn lichaam. En je lichaam is fantastisch, kijk naar wat het allemaal kan! Nee ik ben niet graatmager, maar er zijn genoeg mannen die mijn lichaam prachtig vinden. En wat is nou belangrijker? Haha!Natuurlijk blijft eten mijn achilleshiel, maar ik heb het inmiddels heel snel in de gaten als zich risicosituaties voordoen. Eten is in principe geen issue meer, maar zodra ik weer meer met eten bezig ben dan normaal is het een signaal.”
Wat doe je nu om niet weer in het eten te duiken?
“Als ik iedere dag mediteer, ben ik veel meer in balans. Dan draait eigenlijk alles vrij goed, ook mijn emoties. Dus ik weet van mezelf dat ik dat moet blijven doen, al is dat soms lastig. Het effect is enorm: ik ben veel kalmer, kan veel meer aan en ik ben veel minder angstig. Als ik merk dat het minder met me gaat, is het de truc om op tijd mensen te bellen, mijn gedachten en emoties op papier te zetten en proberen te relativeren. Dus jezelf uiten en steun zoeken, dat werkt! Al slaat iemand maar een arm om je heen, iets heel kleins, je voelt je opgelucht. That’s it, heel simpel eigenlijk. Ik zie om hulp vragen nu niet meer als mensen tot last zijn, maar als iets heel fijns. Zelf wil ik ook dat mijn vrienden naar me toe komen voor hulp. Je moet het wel ervaren: ervaren dat het oplucht en ervaren dat je geen last bent. En degenen die jou wel een last vinden of niet dichter bij jou willen komen -ik heb dat zelf nog niet meegemaakt- zijn gewoon niet je vrienden. Laat ze gaan. Jij wordt er niet minder door.”
Is je contact met mensen in je omgeving veranderd?
“Ja heel duidelijk. Tijdens mijn verslaving leefde ik voor de eetbuien. Je bent als een junk en als ik de eetbuien niet linksom kreeg, dan wel rechtsom. Op een gegeven moment werd het in sociale contacten dus ook lastig. Ik trok me terug, was erg in mezelf gekeerd en ik loog. Daardoor had ik heel oppervlakkig contact. Omdat ik mezelf zo negatief bejegende, kreeg ik daarbij ook veel negativiteit terug. Ik heb echt verschil gemerkt toen ik liever voor mezelf werd. Toen veranderde de hele buitenwereld. Ik kreeg veel makkelijker contact. Wezenlijker contact ook. Inmiddels heb ik de meest leuke vrienden, waar ik toen van droomde maar die ik op dat moment niet had. Wat een ervaring!“
Wat heeft het overwinnen van jouw eetstoornis je opgeleverd?
“Op een gegeven moment moest ik het natuurlijk vertellen. Eén van mijn grootste angsten was dat mensen me voorgek zouden verklaren. Maar er was niemand die dat deed. Iedereen zei: logisch dat je hulp zoekt en wat goed dat je er aan gaat werken! Ik besefte me dat ik helemaal niet gek was; alleen al het feit dat er zoveel mensen zijn met hetzelfde probleem. Ik was ook bang dat ik voor eeuwig een stempel opgedrukt zou krijgen, maar dat is niet zo. Het is wel een ziekte, maar van ziektes kun je genezen. Soms als ik me onzeker voel over iets dan denk ik: ik heb een eetprobleem overwonnen, dus ik kan heel erg veel! Dat geeft me zo’n boost! Zo’n YEAH-gevoel. Tot op de dag van vandaag heeft het hele traject me heel veel opgeleverd. Lichamelijk, psychisch, sociaal en spiritueel.“
Wat is de reden dat je hieraan wilde meewerken?
“Ik wil mensen helpen met mijn ervaring. Om te laten zien dat hetgeen waar je het meest bang voor bent, in de realiteit iets is waar je heel goed mee om blijkt te kunnen gaan. En dat vaak datgene waar je heel bang voor bent, niet eens bestaat in realiteit. Bovendien is het zonde als je je leven laat leiden door angst of door dingen die niet bestaan. Het leven is zo mooi! Natuurlijk heeft het de nodige kartelrandjes, maar daarnaast liggen er elke dag ook zoveel mooie dingen op je deurmat. Als je ervaart dat de dingen die er wel zijn helemaal niet zo beangstigend zijn, sterker nog, dat die dingen vaak juist fantastisch zijn (dat iemand jou bijvoorbeeld hulp aanbiedt), dan groei je daarvan. Door het aan te gaan, kom je alleen maar dichterbij andere mensen te staan en dichterbij jezelf. Ik hoop dat mijn verhaal een steuntje in de rug kan zijn voor mensen om te gaan werken aan hun genezing.”
Denk je dat Featback zinvol kan zijn voor mensen met eetproblemen?
“Ja, heel zinvol! Als dat er was geweest toen ik met eetproblemen kampte, had ik veel eerder steun gevonden. Zonder mijzelf gelijk bloot te geven, wat ik toen niet durfde. Toen ik 15 was ben ik al een keer bij een psycholoog geweest. Ik heb toen aangegeven dat ik ‘rommelde met eten’ en ervan af wilde. Die man zei echter dat hij het wel begreep omdat ik het ook gewoon heel zwaar had. Hij deed helemaal niets. Vanaf toen dacht ik dat alle psychologen hetzelfde waren en heb ik de hulpverlening de rug toegekeerd. Als Featback toentertijd had bestaan (en de website www.Proud2Bme.nl waar ik steun had kunnen vinden bij lotgenoten), had ik misschien wel nooit boulimia gekregen. Ik was me namelijk al heel bewust van mezelf en van het feit dat de manier waarop ik met eten omging niet gezond was. Je kunt het natuurlijk nooit zeker weten, maar ik had er beslist veel aan gehad.
Door Featback had ik me minder alleen gevoeld. Dat is denk ik ook één van de ergste dingen in een eetstoornisperiode: dat je je zo alleen voelt, terwijl je het helemaal niet bent. Featback zou me uit mijn isolement gehaald kunnen hebben en ervoor kunnen hebben gezorgd dat het makkelijker was om hulp te zoeken. Zodra je je eigen problemen accepteert en ze deelt met anderen, wordt het in het normale getrokken. Het is geen griepje nee, maar het is ook niet onoverkomelijk. Mits je er aan wilt werken.
Wat ik heel goed vind is dat er mensen achter het monitorings- en feedbackprogramma zitten. Er is een contactpunt en je weet dat er mensen zijn voor jou die je willen helpen. Daarnaast vind ik het ook goed dat de keuze om extra contact te hebben aan jezelf wordt gelaten. Dat is perfect. En dat het anoniem is. Dat is essentieel in de eerste stap. Ik weet 100% zeker dat ik er wat aan gehad zou hebben.Op dit moment zou ik Featback niet gaan gebruiken. Ik zou nu ‘gewoon’ mijn vrienden bellen als er iets zou zijn. Maar ondanks dat ik het nu niet nodig heb, sluit ik niet uit dat ik er ooit gebruik van ga maken. Ik ben in ieder geval heel blij dat het bestaat!”
Persoonsgegevens
Naam: Margriet
Leeftijd: 44
Burgerlijke staat: single
Woonsituatie: op zichzelf
Opleidingsniveau: MBO
Werk: ervaringsdeskundige bij Featback en Proud2Bme, en lid van de cliëntenraad van PsyQ
Hoe zijn jouw eetproblemen ontstaan?
“Ik ben altijd erg gevoelig geweest; als kind had ik al ADD (Attention Deficit Disorder). Ik kon bijvoorbeeld slecht tegen geluiden, was snel overprikkeld en kon me niet goed concentreren. Ik bleef achter bij de rest en voelde me erg onzeker omdat ik er niet bij paste. Ik had ook moeite met het verwerken van mijn emoties, dit uitte zich in mijn eetgedrag.”
Speelden de thema’s eten, uiterlijk en gewicht vroeger een belangrijke rol in je omgeving?
“Binnen het gezin waarin ik opgroeide was iedereen heel dun, behalve ik. Ik had een normaal gewicht, maar dacht dat ik dik was. Eten, uiterlijk en gewicht speelden binnen ons gezin zeker een grote rol en ook in de rest van de familie. Ik had een nicht die het ‘perfecte modellenfiguur’ had, waar iedereen zich aan mat. Mijn moeder was ook dun en daar was ze erg trots op. Er heerste een soort norm dat je dun moest zijn en ik ben dan ook vaak aangemoedigd om af te vallen. Ik had ook familieleden met overgewicht. Achteraf gezien denk ik dat sommigen van hen ook een eetstoornis hadden, maar dat heb ik nooit zo met hen besproken.”
Wanneer zijn je eetproblemen begonnen?
“Rond mijn 10e jaar kreeg ik verschillende opmerkingen vanuit mijn omgeving over mijn uiterlijk en gewicht. Deze waren in principe niet vervelend bedoeld (zoals dat mijn oma zei dat ik zo snel groeide toen ik inderdaad erg de lucht inschoot), maar bij mij vielen ze toentertijd verkeerd en kwamen ze hard aan. Mijn interpretatie was dat ik te dik zou zijn enbesloot op mijn 11e jaar om af te gaan vallen door minder te gaan eten. Dit resulteerde in het tegenovergestelde: ik kreeg juist periodes waarbij ik teveel ging eten en ontwikkelde eetproblemen. Het eten zorgde voor afleiding van lastige emoties en het bood me troost. Mijn moeder wist er wel van aangezien ze lege verpakkingen onder mijn bed vond, maar deed daar niets aan. In die tijd werd er nauwelijks gepraat over dit soort dingen. Laat staan dat hiermee naar de dokter werd gegaan. Mijn ADD is overigens ook pas veel later herkend en gediagnosticeerd.”
Hoe heeft het eetgedrag zich verder ontwikkeld?
“Tussen mijn 10e en 14e jaar was mijn eetgedrag wisselend. Altijd als er een stressfactor was werd het erger. Al zou ik mijn eetgedrag tot mijn 14e jaar nog niet echt een eetstoornis noemen. Op mijn 14e kreeg ik mijn eerste depressie, waarna ik ook BED (Binge Eating Disorder) heb ontwikkeld. Ik zat toen op de MAVO. Door mijn ADD moest ik naar een lager schoolniveau dan ik waarschijnlijk zou hebben aangekund als ik geen concentratieproblemen had gehad. Ik was heel gedisciplineerd, in tegenstelling tot de rest van mijn klas, en werd gelijk “het stuudje”. Ik ben toen op een dag betast door een jongen uit mijn klas, waarna de rest van de klas me uitlachte en me ‘preutse trut’ noemde. Dit had een grote impact op mij, te meer omdat ik ook twee familieleden had die handtastelijk waren. Ik kon niet omgaan met het feit dat ik vrouw werd. Ik voelde me vies en lelijk en praatte er met niemand over. Op mijn 15e heb ik, waarschijnlijk als reactie daarop, anorectische periodes gehad.
Van mijn 16e tot mijn 20e jaar is het eigenlijk best goed gegaan. In die tijd ben ik naar de HAVO gegaan en ben daarna een jaar gaan werken. De HAVO was een rustpunt. Ik was ouder dan de rest en de leerstof kende ik al. Ik voelde me vertrouwd en prettig. De mensen uit mijn klas waren serieuzer dan dat ik gewend was en ik voelde me geaccepteerd. Daar had ik ook vriendinnen. Ook het jaar werken vond ik heel fijn. In de periode daarna, toen ik naar de modeopleiding ging, is het weer bergafwaarts gegaan. In principe genoot ik erg van de opleiding omdat ik daar mijn creativiteit in kwijt kon. Tot het moment dat ik verliefd werd op een jongen van mijn opleiding. In die periode ontwikkelde ik Boulimia Nervosa. Niet alleen had ik eetbuien, maar ik leerde ook de trucjes kennen om daar weer vanaf te komen. Ik ging overmatig bewegen en laxeren met behulp van bepaalde thee. In die tijd ontwikkelde ik ook een bipolaire stoornis(manische periodes afgewisseld met depressieve).”
Hoe komt het dat die verliefdheid zo’n impact had op je (eet)gedrag?
“Ik wilde aantrekkelijk voor hem zijn. En ik had van huis uit al geleerd dat aantrekkelijk zijn gelijk stond aan dun zijn.Daarbij was er een jaarlijkse modeshow van onze opleiding, van mensen die een collectie hadden. Als je maat 34 had, kon je meelopen als model. Ik wilde ook opvallen, me als Assepoester voelen die op het bal aankomt. Maar maatje 34 was not me. Mijn beeld werd echter wel bevestigd; de modellenmaat was het ideaalbeeld. In die tijd schreef ik veel gedichten over wat er zo mooi was aan dun zijn en dat ik er ook zo uit moest zien. Ik dacht ook dat als ik dun zou worden, ik dan wel tegen die jongen zou durven zeggen dat ik verliefd op hem was. Ik heb dat uiteindelijk nooit durven doen.”
Het gaat nu veel beter met je, hoe is dat zo gekomen?
“Op een gegeven moment moest ik voor mijn opleiding een jaar stage lopen bij verschillende modebedrijven. Dit vond ik verschrikkelijk; ik had veel moeite met mijn stagebegeleidster en de jongen waar ik verliefd op was zou ik een jaar niet meer zien. Maar toen kwam ik terecht bij mijn laatste stage: een grote matenzaak. Iets beters had me niet kunnen overkomen. Op mijn 22e kwam ik erachter dat mijn beeld van ‘normaal gewicht’ totaal niet klopte. Niet maatje 34 bleek het gemiddelde van de Nederlandse vrouw, maar maat 42. In die periode ben ik gaan inzien dat ik er onrealistische maatstaven op nahield en helemaal niet dik was. En dat ik een probleem had. Ik heb toen mijn weegschaal weggedaan en ik ben gestopt met het overmatig bewegen en laxeren. Mijn eetbuien ben ik toen gaan plannen. Ik had ze nog wel nodig om me te kunnen uiten, maar doordat ik het gecontroleerd deed en mezelf die keren toestond, werd het schuldgevoel minder.
Wat me verder ook heeft gesterkt zijn de moeilijke relaties die ik heb gehad. Ik heb verschillende mannen gehad die heel denigrerend waren, ook over mijn lichaam. Eerst werd ik daar altijd nog onzekerder van, mijn eetgedrag verslechterde dan ook altijd in die periodes, maar uiteindelijk ben ik er alleen maar sterker van geworden. Ik kreeg er op een gegeven moment genoeg van en besloot dat ik me niet meer wilde inlaten met mensen die mijn eigenwaarde geen goed deden, enbeter mijn eigen beste vriendin kon worden. Ik zal tenslotte altijd met mezelf te maken hebben. En daarbij, hoe kun je je laten liefhebben als je dat zelf niet eens doet?“
Hoe gaat het nu met eten?
“Over het algemeen gaat het goed; ik heb geen eetstoornis meer. De ene keer eet ik meer dan een andere keer, maar dat mag ook van mezelf. Ik eet waar ik zin in heb en verbied mezelf niets meer. Verbieden werkt alleen maar averechts. Ik ben nooit in therapie geweest voor mijn eetproblemen en ben de strijd altijd alleen aangegaan. Ik durf wel te zeggen dat ik hersteld ben. Hersteld zijn heeft voor mij niet zozeer te maken met de afwezigheid van problemen, maar met weten hoe je met die problemen om moet gaan.“
Wat heeft jou geholpen om van je eetproblemen af te komen?
“Aan de ene kant ben ik heel nuchter, praktisch ingesteld en oplossingsgericht. Ik wil graag blijven leren en groeien, dus ik blijf altijd bezig. Ik ben echt een autodidact; ik zoek vaak allerlei informatie op en lees veel boeken. Waar ik bijvoorbeeld veel aan heb gehad zijn de boeken van Alice Miller zoals Het drama van het begaafde kind en De opstand van het lichaam. Ook heb ik cursussen gevolgd, zoals een autonomiecursus die me erg heeft geholpen. Verder ben ik veel met spiritualiteit bezig, waardoor mijn zelfliefde erg is gegroeid. Ik probeer alles altijd positief te zien. Mijn ‘rugzak’ niet als ballast te zien, maar als gereedschap. En mijn negatieve eigenschappen te accepteren en de positieve kanten daarvan te zien. Ik merk dat ik steeds minder aan het (ver)oordelen ben en dat vind ik heel fijn. Dat geeft me rust. Tenslotte heeft medicatie (voor de bipolaire stoornis en nu ook voor de ADD), de hulp van professionals (individuele therapie van een psycholoog voor het omgaan met mijn depressies, later ook individuele gesprekken en groepstherapie voor de behandeling van de bipolaire stoornis) en het praten met mensen in mijn omgeving me ook erg geholpen.”
Wat is de reden dat je als ervaringsdeskundige bent gaan werken?
“Ik hoop ermee te bereiken dat mensen zich minder gaan schamen voor hun (eet)problemen en zich meer gaan openstellen. Ook hoop ik mensen weer een gevoel van controle en hoop voor de toekomst te kunnen geven. Als ik ook maar één iemand zou kunnen bereiken door mijn werk als ervaringsdeskundige, dan zou ik daar al intens van kunnen genieten.”
Persoonsgegevens
Naam: Thea
Leeftijd: 54
Burgerlijke staat: getrouwd
Woonsituatie: met haar man, kinderen zijn uit huis
Opleidingsniveau: HBO
Werk: beeldhouwster
Wanneer is je eetstoornis begonnen?
“Het is begonnen toen ik 19 jaar was en op kamers ging wonen in Groningen. Ik kwam uit een heel beschermd milieu en ben kopje onder gegaan. Ik deed fysiotherapie, wat toentertijd nog een avondopleiding was, en wist niet wat ik met al mijn vrije tijd moest. Ik was verlegen en vond het moeilijk om contact te leggen. Ik vereenzaamde. Om de leegte te vullen ging ik eten. In het studentenhuis waar ik woonde, woonde ook een meisje waarvan ik nu weet dat ze een eetverslaving had. Door haar ben ik in aanraking gekomen met laxeermiddelen, daar was ik zelf waarschijnlijk nooit opgekomen. Ze zei dat als je die pillen slikte, je veel minder snel dik werd. Dat is eigenlijk het begin geweest van een vicieuze cirkel.”
Hebben eten, gewicht en uiterlijk al eerder in je leven een belangrijke rol gespeeld?
“Ja, vroeger bij ons thuis stond eten voor gezelligheid en warmte. Mijn opa was bakker en lekker eten was belangrijk. We hadden ook altijd het beste van het beste in huis. Als ik terugdenk is eten al eerder een uitlaatklep voor me geweest. Ik heb het altijd gezien als een vorm van troost en beloning.
Mijn moeder heeft altijd veel energie gestopt in het klaarmaken van maaltijden, maar ze was er verder niet ongezond mee bezig. Wel speelde uiterlijk een grote rol voor haar. Hoe je eruit zag, hoeveel geld je had en of je erbij hoorde waren belangrijke thema’s. Wij moesten er dan ook altijd vooral mooi uitzien. Wat betreft mijn zussen, mijn ene zus heeft wel gerommeld met eten en mijn andere zus heeft heel lang veel gerookt en hield wel van een glas wijn. Ik denk dat we binnen ons gezin niet echt geleerd hebben om om te gaan met emoties. We hebben allemaal onze eigen manier gevonden om de dingen die we moeilijk vonden te hanteren, voor mij was dat lange tijd eten.
Op de middelbare school ben ik in de vierde klas begonnen met lijnen. Iedereen was bezig met de lijn en ik was erg onzeker en gevoelig daarvoor. Er werd veel gepraat over wat mooi was en wat niet, en wie dik was en wie niet. Ik was helemaal niet dik, maar dacht dat als ik slanker zou zijn, ik dan ook aantrekkelijker en zekerder zou zijn. Dus het ging spelen.”
Wat maakte jou denk je gevoelig voor het ontwikkelen van eetproblemen?
“Ik denk dat die gevoeligheid deels in je karakter ligt. Dat gecombineerd met mijn onzekerheid maakte dat wat anderen van me vonden heel belangrijk was. Als ik naar mijn dochter kijk, denk ik: o wat heerlijk! Uiterlijk en gewicht vindt zij helemaal niet belangrijk. Ze accepteert haar lichaam en is niet afhankelijk van de waardering van anderen.
Voor een ander deel denk ik dat het ook veel met opvoeding te maken heeft. Als ik terugkijk naar hoe ik ben opgevoed, dan valt het me op dat mijn moeder met name de dingen benadrukte die niet goed genoeg waren. Ik denk dat dit een negatief effect heeft gehad op mijn gevoel van eigenwaarde. Verder denk ik dat het tijdens je opvoeding belangrijk is om te leren dat je gevoelens er mogen zijn en dat je erover mag praten. Bij ons thuis gebeurde dat eigenlijk niet. Beide ouders hadden dat niet geleerd. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik het alleen moest doen, ik kon er thuis niet mee aankomen. Bij ons was het motto meer: slikken en weer doorgaan. Niet zeuren. We mochten bijvoorbeeld al niet eens chagrijnig zijn. Mijn moeder wist niet hoe ze daarmee om moest gaan, dus moesten we het wegstoppen. Uiteraard heeft dit ook wel met de tijdsgeest te maken. Nu is men over het algemeen veel opener geworden.”
Hoe heeft je eetstoornis zich vanaf je 19e jaar ontwikkeld?
“De eerste twee jaar heb ik er alleen mee gevochten. Ik kon mijn probleem niet accepteren en veroordeelde mezelf er erg voor. Daar werd het helaas alleen maar erger van. Op mijn 21e heb ik voor het eerst hulp gezocht, omdat ik het gevoel had dat ik er geen controle meer over had. Het was echt een verslaving geworden; ik wilde er heel graag mee stoppen, maar het lukte me gewoon niet om ervan af te komen. Ik had destijds een paar keer per week een eetbui, waarna ik het eten compenseerde door het gebruik van laxeermiddelen.
Tussendoor had ik ook wel periodes waarin ik heel gezond at. Ik schreef toen veel in dagboeken waarin ik alles wat ik at bijhield. Daarin was ook duidelijk te zien dat er voor mij een verband bestond tussen ‘slank zijn’ en ‘gelukkig zijn’. Ook dacht ik dat ik sterk was als ik niet at. En als ik wel at voelde ik me zwak en een mislukkeling. Als je een eetstoornis hebt haal je jezelf vreselijk onderuit. Ik had ontzettend veel last van mijn eetverslaving en voelde me er doodongelukkig onder.
Ik ben toen naar de huisarts gegaan, die er niets van afwist en me niet begreep. Later ben ik bij het Academisch Ziekenhuis in Groningen terechtgekomen, bij twee aardige psychologen. Daar werd mijn eetprobleem herkend en erkend, wat echt een opluchting voor me was. Eindelijk zou ik ermee geholpen worden. De therapie die volgde heeft een proces van persoonlijke ontwikkeling in gang gezet. In die periode ontdekte ik waar mijn eetgedrag symbool voor stond. Ik had me nooit gerealiseerd dat het diende om om te gaan met emoties en tegenslagen. Ik ben een tijd in therapie geweest, tot het moment dat mijn huidige man (we waren toen al samen) moest verhuizen voor zijn werk. Ik ben toen gestopt met de behandeling, omdat ik ‘niet alleen achter wilde blijven’. Achteraf was dat niet zo’n handig moment, omdat we in de therapie net op het punt zaten dat er allerlei dingen boven kwamen. Dat was erg confronterend. In de tijd na de verhuizing had ik dan ook veel last van angsten. Mijn eetverslaving is toen drie keer zo hard teruggekomen. Later ben ik weer hulp gaan zoeken. Mijn eetstoornis heeft lang geduurd. Uiteindelijk was ik er in 2002 van af.“
Hoe ben je van je eetstoornis afgekomen en wat heeft je daarbij geholpen?
“Het is geleidelijk gegaan. Door de verschillende therapievormen en allerlei cursussen en opleidingen ben ik meer gaan praten en leerde ik steeds beter het verband te leggen tussen mijn emoties en mijn eetgedrag. Stukje bij beetje kreeg ik meer grip op wat er gebeurde en de eetbuien kwamen steeds minder vaak voor. Ook ben ik door de therapieën vriendelijker en milder voor mezelf geworden. En geleidelijk aan kreeg ik meer zelfvertrouwen.
Wat me verder heeft geholpen is het volgen van een vast eetpatroon, dat ik zelf had opgesteld. Als ik me daaraan hield voelde ik me veilig en hoefde ik niet zo met eten bezig te zijn. In dat eetpatroon had ik expres geen suiker opgenomen, zoals zoet beleg. Ik ben ervan overtuigd dat suiker ook fysiek verslavend is. Nog steeds merk ik dat als ik me niet goed voel, ik dan geen suiker moet eten. Er zit toch iets in waardoor je lichaam om meer gaat vragen en dat is op zo’n moment niet handig en het helpt me ook niet. Vanuit dit vaste patroon ben ik steeds meer gewoon gaan eten. Zo kwamen er op een gegeven moment tussendoortjes bij en weer later ging ik bijvoorbeeld ook wel buiten de deur eten.
Sociale contacten speelden ook een belangrijke rol bij mijn herstel. Op een gegeven moment zag ik bijvoorbeeld dat mijn kinderen merkten dat ik nooit meesnoepte. Dat vond ik vervelend, want ik vond het ongezellig. Ik wilde graag gewoon meedoen, erbij horen. Ik ben toen steeds meer dingen mee gaan doen, zoals ook een tosti eten tussen het winkelen door. Langzaamaan leerde ik dat dat wel ‘mocht’; het heeft heel lang als overtreding gevoeld.
Eén van de belangrijkste inzichten die ik heb verworven wordt uitgebreid beschreven in de boeken van Geneen Rolth. Zij zegt dat mensen het gewend zijn om te vluchten voor dingen waar ze moeilijk mee om kunnen gaan en dat eten zo’n vluchtweg kan zijn. Het is belangrijk om op zoek te gaan naar de achterliggende reden en hiermee aan de slag te gaan. Volgens haar heb je met een eetstoornis eigenlijk een prachtig signaal in handen, dat jou laat zien dat er dingen niet goed gaan. Een eetprobleem is in dat opzicht hét middel voor persoonlijke groei.”
Hoe ga je nu met eten om?
“Ik besteed veel geld aan eten, aan gezond eten. Dat is iets positiefs dat ik van huis uit heb meegekregen. Die trek in zoetigheid is er soms nog wel, maar minder. Ook kan ik er nu beter mee omgaan. Als ik nu bijvoorbeeld een keer Swirl’s eet, die barsten van de suiker, dan heb ik de eerste twee uur daarna ontzettende cravings. Dan zorg ik dat ik bezig blijf om mezelf af te leiden. Ik heb geleerd dat die fysieke drang, die ervoor zorgt dat je meer wilt, vanzelf weer zakt. Ik vermijd dat gevoel niet meer en eet op verjaardagen ook gewoon weer een stuk taart. De gezelligheid leidt me in eerste instantie af van de drang om meer te willen eten en vervolgens, als de drang weggeëbd is, helpt het me het eten zelfs te vergeten. Ik kan nu echt van het gezelschap genieten in plaats van alleen maar met eten bezig te zijn.“
Heb je nog wel eens dat je eetstoornis op de loer ligt en zo ja, hoe ga je daar dan mee om?
“Mijn eetgedrag is nu een keuze, vroeger overkwam het me. Als ik nu meer ga eten, of een obsessieve drang daartoe voel, zie ik dat als een teken dat er iets aan de hand is. Het werkt voor mij signalerend en het helpt me om stil te staan bij gebeurtenissen en mijn gevoelens daarover. Nog steeds gebruik ik eten wel eens als troost, maar daar kan ik dan wel bewust voor kiezen. En ik denk dat ik daarmee ook niet meer anders ben dan veel andere mensen. Op zo’n moment vind ik het ook wel goed. Ik ben daarin duidelijk milder tegenover mezelf geworden en ik geniet nu dan ook van dat stuk chocola. Aan het feit dat ik me de volgende dag niet schuldig voel, merk ik dat ik geen eetstoornis meer heb.“
Zijn er nog dingen die je lastig blijft vinden?
“Ja, zeker. Ik heb bijvoorbeeld nog steeds die gedachten, dat ik niet goed of aardig genoeg ben. Ik vind het nog steeds moeilijk om confrontaties aan te gaan en voor mezelf op te komen. Inmiddels kan ik wel door middel van een brief of per telefoon iets aangeven, maar van persoon tot persoon vind ik dat nog steeds heel lastig. Ik hoef van mezelf niet een superassertief persoon te worden, zo zit ik gewoon niet in elkaar. Maar ik vind het wel fijn om te zien dat ik nu zelfs ook al op het moment zelf kan merken als iets me niet lekker zit, terwijl ik dat voorheen nooit doorhad of pas achteraf. Daarin zie ik wel groei; het komt steeds dichterbij. De reactie die het bij mij teweegbrengt is veel bewuster en ik kan er vaker wat mee doen.
Wat ik ook nog steeds lastig vind is dat ik nu rationeel gezien weet dat ik het één en ander in mijn mars heb, maar er gevoelsmatig nog altijd aan twijfel. Ik heb bijvoorbeeld trainingen gegeven en mensen gecoacht, waarvan ik weet dat het me goed afging, maar er blijft een soort splitsing bestaan tussen mijn ratio en mijn gevoel. Dat is eigenlijk best bizar, maar ik krijg het nog steeds niet bij elkaar. Je ziet het bijvoorbeeld terug in mijn beeldhouwwerk. Ik maak beelden en dat gaat prima, daar geniet ik enorm van. Ik ben ook blij met wat ik maak en de beelden verkopen. Het concreet geld ervoor vragen vind ik echter nog heel lastig. Dan merk ik dat ik het nog steeds heel moeilijk vind mezelf op waarde te schatten.
Tenslotte vind ik het leggen van nieuwe contacten vaak nog spannend. Ik heb geleerd om aan te voelen wat een ander van me wil. En daar pas ik me dan aan aan. Vaak maak ik mezelf kleiner ten opzichte van andere mensen, maar soms heb ik het ook wel andersom. Het draait om geaccepteerd worden, zodat ik me veilig kan voelen. Zo gauw ik merk dat mensen op mij gaan leunen, dan voel ik mezelf groeien. Dan stap ik als het ware over mezelf heen en doe ik dingen die ik uit mezelf nooit zou doen. Het positieve daaraan is dat ik heb ontdekt dat ik een hoop blijk te kunnen. Ik ben nog steeds veel aan het vergelijken en me aan het aanpassen. Alleen bij goede vriendinnen voel ik me vrij en dat vind ik heel prettig. Daar hoef ik niets op te houden en kan ik mezelf gewoon laten zien zoals ik ben. Dan voel ik me ook echt veilig.”
Wat heeft je eetstoornis en het overwinnen ervan je opgeleverd?
“Ik heb door mijn eetproblemen ontzettend veel geleerd. Misschien had ik dat liever op een andere manier gedaan, maar het maakt me wel tot wie ik nu ben. Door de diepe dalen die ik heb gekend heb ik nu ook meer begrip voor andere mensen gekregen. Ik zal niet snel mensen aan de kant schuiven; je weet niet wat ze hebben meegemaakt. Ik kan mensen veel ruimte bieden. Uiteraard kan dat ook een valkuil zijn, omdat ik vergeet voor mezelf te zorgen en mijn grenzen niet op tijd aangeef. Maar de diepe dalen hebben me ook sterker gemaakt. Ondanks alle onzekerheden die ik nog steeds heb, weet ik nu ook dat ik niet snel meer echt onderuit ga.“
Als Featback eerder had bestaan, zou je er dan gebruik van hebben gemaakt?
“Aan de ene kant denk ik het niet. Persoonlijk contact is voor mij heel belangrijk en ik denk dat ik dat bij een online programma zou missen. Bovendien kun je altijd sjoemelen met de gegevens die je invult. Als mensen lijden aan een eetstoornis houden ze zichzelf voortdurend voor de gek, dus waarom dán ook niet, vraag ik me af. Ik weet dat ik dat zou kunnen doen. Aan de andere kant denk ik dat Featback misschien net dat duwtje in de rug zou kunnen zijn dat iemand kan aanzetten tot een volgende stap in de goede richting. Als ik er verder over nadenk dat ik dat ik het toch wel geprobeerd zou hebben. Ik deed immers ook iedere test die voorbij kwam om te kijken of ik een eetstoornis had of niet.”
Waarom ben je als ervaringsdeskundige aan het werk gegaan?
“Ik heb ooit gekozen voor het moederschap en niet voor een carrière. Nu mijn kinderen uit huis zijn wil ik graag iets doen waardoor ik het gevoel krijg dat ik er toe doe. En als er één plek is waar ik wat te bieden heb, dan is dat wel op het gebied van eetstoornissen. Ik hoop mensen te kunnen helpen om weer wat vertrouwen in henzelf en de toekomst te krijgen. En ze te kunnen motiveren om aan hun (eet)problemen te blijven werken, stapje voor stapje, ook al duurt het langer dan ze zouden willen. Zelf ben ik het levende bewijs dat je de verslaving helemaal achter je kunt laten en je weer kunt richten op anderen en op de dingen die je graag doet.”
Persoonsgegevens
Naam: Maartje
Leeftijd: 24
Burgerlijke staat: samenwonend
Woonsituatie: met vriend
Opleidingsniveau: HBO
Werk: pedagoog
Wanneer is je eetstoornis begonnen?
“Sinds mijn basisschoolperiode ben ik veel met gewicht en (niet) eten bezig geweest. Voornamelijk omdat ik op hoog niveau heb geturnd, waarbij je al van jongs af aan moet letten op wat je eet. Ik zag het zelf als verplichting dat ik dun was en weinig woog. In groep zes begon ik met lijnen en calorieën tellen. Braken deed ik voor het eerst toen ik twaalf jaar was. Van mijn twaalfde tot mijn zestiende heb ik anorectische periodes gehad. Op mijn zestiende raakte ik geblesseerd waardoor ik niet meer kon turnen. De mogelijkheid tot extreem veel sporten verdween. In die periode ontwikkelde ik boulimia. Ik at nog steeds weinig tot niets maar doordat ik niet meer zoveel kon sporten kwam ik aan. Op een middag alleen thuis heb ik ongeveer al het eetbare in huis opgegeten. Zo ontstonden mijn eetbuiten. In het begin had ik er één per week, dit werden er steeds meer. Deze stoornis was voor mij moeilijker te verbergen en mijn ouders begonnen iets te vermoeden. Na een lang en moeilijk traject van schaamte en ontkenning, heb ik ze om hulp gevraagd en ben ik in therapie gegaan. Ik was bijna negentien toen ik de behandeling afrondde.”
Heb je zelf een verklaring voor de ontwikkeling van je eetstoornis?
“Bij turnen op hoog niveau speelt gewicht (en uiterlijk) een belangrijke rol. Daar wordt dan ook veel naar gekeken en over gesproken. Dit is voor mij een aanleiding geweest om te gaan lijnen, wat zich helaas uitmondde in een eetstoornis. Dat ik in het lijnen doorsloeg, heeft denk ik te maken met mijn ontzettende bewijsdrang, mijn perfectionisme. Leren heb ik nooit makkelijk gevonden, in tegenstelling tot mijn zus die zowel de basisschool als de middelbare school fluitend heeft doorlopen. Ik vond mezelf zoveel ‘minder’ als ik me vergeleek met haar. Ik wilde ook graag uitblinken. Omdat dat niet kon door middel van schoolprestaties, besloot ik heel bewust uit te blinken in dun zijn. Niet eens in sporten, maar in dun zijn. Daarbij zou er ook een component van aanleg mee kunnen spelen. Mijn tante en haar zoon hebben ook een eetstoornis gehad; mijn tante had anorexia en mijn neef boulimia. Gelukkig zijn ook zij allebei hersteld.”
Wat haalde je uit je eetstoornis? Met andere woorden, waardoor werd je eetstoornis in stand gehouden?
“Mijn eetstoornis werd in stand gehouden door de verslaving aan controle. Of in ieder geval, het gevoel van controle. Dat gevoel maakte me sterk. Ik wilde de eetstoornis niet loslaten; naast mijn grootste vijand was het inmiddels ook mijn beste vriend geworden. Een vriend waar ik trots op was. Als ik mensen zag eten, vooral mensen die ik stevig of dik vond, voelde ik me groots van binnen. Ik kan zonder eten, dacht ik dan, ík wel. De angst dat ik aan zou komen en dik zou worden als ik normaal zou gaan eten en leven was zo groot, dat ik liever niks at. En als ik wel at, dit er weer uitbraakte.”
Hoe ben je van je eetstoornis afgekomen?
“In mijn anorectische periode had niemand iets door; alle meisjes die turnden waren dun en ik had genoeg leugens en trucjes paraat om ervoor te zorgen dat ik niet hoefde te eten. Toen ik boulimia kreeg at ik bijna niks tot helemaal niks, totdat ik een eetbui kreeg. Dan verdween soms de halve voorraad die mijn moeder in de kelder bewaarde en dat begon op te vallen. Net als sporen van braaksel in het toilet, in de douche of zelfs op mijn kleding. Ik gaf soms wel zeven keer per dag over! De aderen in mijn keel gingen kapot waardoor ik ook vaak bloed opgaf. Ja, dat vond ik wel eng. Maar het was geen reden om te stoppen. Zelfs niet toen mijn moeder op een gegeven moment huilend naast me stond en ik desondanks móest overgeven. Als ik dat niet deed verdween de controle, dat voelde voor mij als falen. En dat wilde ik niet.
Mijn breekpunt kwam midden in een nacht. Door een spin, gek genoeg. Die zat in mijn slaapkamer en hoewel ik normaal gesproken helemaal niet bang ben voor spinnen raakte ik enorm in paniek. Ik heb zo hard gehuild dat mijn moeder wakker werd. Toen ze me kwam troosten heb ik haar om hulp gevraagd. Pas toen had ik door dat het zo niet verder kon. Die nacht sliep ze bij mij op mijn kamer. De dag daarna nam ze me mee naar de dokter en twee dagen later zat ik tegenover een psycholoog.”
Heeft de therapie je geholpen?
“Ik heb zowel groepstherapie gehad als individuele therapie. Ik kan me nog herinneren dat ik tijdens groepstherapie vroeg waar mensen de hele dag aan dachten. Mijn gedachten gingen toentertijd namelijk alleen maar over eten, niet eten en gewicht. Het leek me zo fijn om daar niet 24 uur per dag mee bezig te zijn. Ik ben twee jaar in therapie geweest. De opdrachten en gesprekken hebben me absoluut geholpen. Langzamerhand stopten de eetbuien en het overgeven, en ging ik weer normaal eten. Vlak voor mijn negentiende verjaardag mocht ik stoppen met de therapie. Spannend, want ik woonde toen net op kamers. Mijn ouders vonden het verschrikkelijk moeilijk me uit huis te laten gaan. Nog steeds ben ik ze zo dankbaar dat ik toen toch op kamers mocht. Ik heb een nieuw leven op kunnen bouwen, kunnen beginnen met een schone lei. Ook dat zie ik, naast de therapie die ik heb gehad, als redding.”
Kun je zeggen dat je er nu helemaal vanaf bent?
“Een eetstoornis zie ik als een open wond die langzaam dichtgaat.Dat is bij mij gebeurd, gelukkig. De wond is dicht maar het litteken heb ik nog. Het heeft mij gevormd tot wie ik nu ben. Ik denk dat ik het litteken mijn hele leven zal houden maar ik heb geleerd dat te accepteren. Ik heb er heel veel van geleerd en ik ben er uiteindelijk een sterker mens van geworden. Het ergste en het moeilijkste om te accepteren vind ik dat ik misschien geen kinderen meer kan krijgen. Dat idee doet me iedere dag pijn maar ik houd me vast aan de mogelijkheid, dat het goed komt. Ik ben wel ontzettend blij dat ik nu een gelukkig leven leid waarin eten niet centraal staat. Daar ben ik alle mensen die mij hebben geholpen heel erg dankbaar voor.”
Hoe gaat het nu met eten?
“Gelukkig gaat dat nu goed. Ik woon samen met mijn vriend, die heel goed kan koken en zelfs kok is geweest. Ik vind het leuk om samen met hem te koken en te eten. Een aantal jaar geleden had ik niet gedacht dat ik eten ooit weer leuk zou vinden. Wat betreft de controle, ik heb geleerd los te laten. Soms grijp ik er even naar terug; dan let ik een week heel goed op wat ik eet. Maar ik weet nu waar de grens ligt, de obsessie is eraf.”
Wat is de reden dat je hieraan mee wilde werken?
“Dit jaar studeer ik af als pedagoog. Ik heb vorig jaar een meisje begeleid die een eetstoornis aan het ontwikkelen was en mij om hulp vroeg. Het was voor mij ontzettend moeilijk haar te helpen. Wat zij vertelde en meemaakte lag zo dicht bij mij. Ik wilde haar niet vertellen dat ik zelf ook ooit in haar schoenen stond, dat vond ik niet professioneel. Ondanks dat het veel energie kostte haar te helpen, gaf het wel heel veel voldoening haar te behoeden voor de enorme pijn en ellende die een eetstoornis met zich meebrengt. Door mijn ervaring te delen hoop ik dat ik mensen kan helpen, of hen in ieder geval bewust kan maken van wat een eetstoornis met je doet.”
Denk je dat Featback zinvol kan zijn voor mensen met eetproblemen?
“Ja, dat denk ik zeker. Het is zo moeilijk om steun te vinden in de eenzaamheid van een eetstoornis. Ik was vaak te moe, verdrietig of gespannen om de gezelligheid van vrienden op te zoeken. Bovendien gaan sociale situaties heel vaak gepaard met eten. Als je een eetstoornis hebt probeer je juist die situaties te vermijden. Door middel van Featback, en Proud2Bme, kun je op een anonieme manier contact vinden. Ik vind het heel erg goed dat deze sites zorgen voor mensen met een eetstoornis, hun ogen proberen te openen en ze steunen in het gevecht.”
Eetbuistoornis
Persoonsgegevens
Naam: Tineke
Leeftijd: 41
Burgerlijke status: gescheiden
Woonsituatie: alleenstaand met zoon van 11
Opleidingsniveau: HBO
Studie/werk: leerkracht basisonderwijs
Streng voor mezelf
“Mijn eetbuien zijn zo rond mijn 20e jaar begonnen en langzaamaan steeds extremer geworden. De oorzaak ervan heeft bij mij vooral te maken met een gevoel van eenzaamheid, maar wat ook meespeelt is dat ik erg streng kan zijn voor mezelf, te streng. Het nare van een eetbuienstoornis is dat je je steeds slechter over jezelf gaat voelen, bij mij heeft dat zich uiteindelijk geuit in een depressie en ik ben me op een gegeven moment ook heel erg gaan afzonderen. Ik ging dan wel werken, maar kwam volledig leeg thuis en wilde eigenlijk niks liever dan een dekbed over me heen trekken en me niet meer in het openbaar vertonen.”
Een maagband maakte het erger
“Door de eetbuien werd ik steeds zwaarder. Dat wilde ik natuurlijk niet, maar hoe raakte ik die kilo’s kwijt? Ik besloot een maagband te laten plaatsen en de risico’s van zo’n operatie op de koop toe te nemen. Met de kennis en ervaring die ik nu heb, zou ik dat nooit meer doen!De maagband werkte niet voor mij, want gezonde dingen als brood, vlees en groenten kon ik bijna niet eten, maar koek, ijs, chocola gingen er nog steeds prima doorheen. Mijn eetstoornis is uiteindelijk zelfs erger geworden in de periode dat ik een maagband had. Uiteindelijk moest de band er met spoed uit vanwege een complicatie. Met als gevolg dat de kilo’s er weer aan vlogen.. Mijn overtuiging was toen dat ik gewoon te veel at en geen wilskracht had om een dieet vol te houden. Nu weet ik dat ik een eetstoornis heb, en dat diëten absoluut geen oplossing bieden maar het eerder verergeren.”
Een warm bad
“Gelukkig heb ik een punt bereikt waarop ik hulp ben gaan zoeken en ondertussen zit ik alweer een half jaar in behandeling bij Centrum Eetstoornissen Ursula. Het beginnen aan zo’n behandeling is natuurlijk best spannend, maar de groep ervaar ik als een warm bad. Het contact met groepsgenoten is zo fijn en veilig, want iedereen begrijpt wat ik doormaak. Ik heb hier echt het gevoel dat ik op mijn plek ben. Daarnaast is hier zoveel deskundigheid aanwezig.”
Ik hoef niet alles perfect te doen
“Tijdens de behandeling ben ik een proces van bewustwording doorgegaan – en nog steeds. Ik realiseer me nu hoeveel energie de eetbuien me eigenlijk kosten. En dat de onterechte negatieve gedachten die er vaak mee gepaard gaan – ik ben slap, ik heb geen wilskracht – juist averechts werken en de negatieve vicieuze cirkel in stand houden. Daarnaast zie ik nu in dat je een eetstoornis hebt, en niet bent. Dat is een wezenlijk verschil! Regelmatig kan ik tegen mezelf zeggen: ik hoef het niet altijd perfect te doen. En dat geldt voor alles, de behandeling hier, maar ook voor bijvoorbeeld mijn rol als moeder en vriendin. “
Weer leren om te voelen
“Zelf heb ik het meeste aan de psychomotorische therapie (PMT). Ik ben geneigd vooral veel te denken en vind voelen best lastig. Normaal gesproken ging ik dan ook eten zodra er een gevoel opkwam, want eten dempt je gevoel. Het is best eng, maar bij PMT leer ik weer te voelen. Ik kan hier trouwens eindelijk weer genieten van bewegen. Naast het bewegen als onderdeel van de behandeling, badmintonnen we veel in de pauzes en hebben dan veel plezier met elkaar! Er is wat dat betreft een goede balans tussen inspanning en ontspanning.”
Steun uit omgeving hard nodig
“Waar ik voorheen van eetbui naar eetbui leefde, ben ik tijdens de behandeling hier een maand achtereen eetbuivrij geweest. Er zit weer structuur in mijn eetpatroon en als ik nu toch een eetbui heb, zijn het niet meer de hoeveelheden van vroeger en ik sla geen normale maaltijden meer over. Ik merk dat ik de steun uit mijn omgeving hard nodig heb bij het in stand houden van de positieve veranderingen. Mezelf isoleren helpt me niet, afspraken maken met anderen om bijvoorbeeld samen te gaan eten of bewegen wél.”
Neem het serieus
“Als ik de behandeling afrond, hoop ik geen eetbuien meer te hebben en goed met eetdrang om te kunnen gaan. Ook hoop ik weg te gaan met meer zelfvertrouwen, het vermogen meer bij mezelf te blijven en het besef: het is goed zoals het is. Ook als het niet volledig lukt te bereiken wat ik wil bereiken, ook als mijn verhaal geen ‘succesverhaal’ is, is het goed. En wie weet.. is het wel leuk een eetclubje op te richten met mijn groepsgenoten! Zo kunnen we gezamenlijk blijven werken aan onze doelen. Mijn tip aan mensen met een eetbuienstoornis is: neem het serieus en praat er over. Het is helaas niet iets wat vanzelf verdwijnt dus het is belangrijk iemand in vertrouwen te nemen, je huisarts of iemand in je omgeving.”
Persoonsgegevens
Naam: Marijke
Leeftijd: 27
Burgerlijke status: ongehuwd, alleenstaand
Woonsituatie:op kamers
Opleidingsniveau:Gymnasium
Studie/werk: student HBO Logopedie
Stiekem eten
“Terugkijkend denk ik dat mijn eetstoornis al heel vroeg begonnen is. Van kleins af aan at ik al weleens stiekem. Bij mij had dat onder andere te maken met een verlatingsangst. Ik weet nog goed dat rond mijn vijfde een vriendinnetje ging verhuizen en haar moeder niet wilde dat wij nog contact hadden. Dat heeft me veel verdriet gedaan. Wat ook heeft meegespeeld is dat ik op de basisschool het mikpunt was van pesten, zeker toen ik op een gegeven moment als eerste een groeispurt kreeg en vrouwelijke rondingen begon te vertonen. Ik had ook een bril, wat helaas nog meer aanleiding gaf tot pesterijen. Ook op de hockey had ik heel duidelijk het gevoel er niet bij te horen.
Zolang ik nog bij mijn ouders woonde zat er een rem op wat ik at, maar toen ik eenmaal ging studeren en op kamers ging wonen, was deze rem er niet meer. Uiteindelijk had ik zelfs alleen nog maar eetbuien en at ik geen normale maaltijden meer.”
Sociaal isolement
“Voordat ik bij de Ursula in behandeling kwam, was ik in een depressie geraakt en zat ik in een sociaal isolement. Ik wilde niet eens meer de telefoon opnemen, de gordijnen bleven altijd dicht en ik ging alleen nog van huis om eten te kopen. Mijn familie had wel in de gaten dat er iets aan de hand was, maar het was op een verjaardag dat ze echt schrokken. Ik zag er ongelukkig uit en was zo in mezelf gekeerd.. Het was mij zelf ondertussen ook duidelijk dat er iets moest gebeuren en een zoektocht op internet naar een behandeling die me zou kunnen helpen heeft me hier gebracht.”
Iedereen begrijpt mij hier
“Ik kon onverwacht snel terecht voor de behandeling, dat was wel even schrikken. Maar al snel ervoer ik de groep als een ontzettend fijne omgeving. Iedereen begrijpt mij hier en ik kan mijn gevoelens uiten zonder dat ik er op afgerekend word. Dat is voor mij heel belangrijk, want voelen en ook praten over gevoel vind ik erg lastig. Alhoewel dat laatste steeds beter gaat! Bij de groep kan ik terecht met al mijn vragen en twijfels. Zo denk ik er over om binnenkort met mijn familie mee te gaan op skivakantie. Ik houd erg van skiën en heb dit uit schaamte voor mijn lichaam al een paar jaar niet meer gedaan. Daar kijk ik nu anders tegenaan en ik heb echt zin om mee te gaan. Met de groep en de begeleiding bespreek ik dan bijvoorbeeld of het verstandig en reëel is om voor die tijd iets af te vallen, zodat ik m’n skibroek pas.”
Weer in de spiegel kijken
“Voor mij werkt vooral de psychomotorische therapie heel goed. Ik kan sinds tijden weer in de spiegel kijken en bijvoorbeeld denken: ik heb vandaag een leuk jurkje aan. Voorheen zag ik alles wat fout was in de spiegel, uiterlijk èn innerlijk. De gedachte ‘ik ben te dik’ zorgde ervoor dat ik niet alleen negatief dacht over mijn lichaam maar ook over mijn persoonlijkheid. Dit van elkaar loskoppelen is moeilijk, maar mogelijk.”
Dingen ondernemen en genieten
“Ik bemerk al veel positieve veranderingen sinds ik hier de behandeling volg. Ik heb weer een normaal dagritme, een gezond voedingspatroon en ik onderneem weer dingen, waar ik ook echt van geniet! Schilderijtjes maken bijvoorbeeld, of een dag op het strand doorbrengen met een goed boek. Uiterlijke verzorging kon me hiervoor echt niet boeien, nu vind ik het weer leuk om aandacht te besteden aan hoe ik er uit zie. Nagels lakken, make-up, leuke jurkjes: ik voel me daar goed bij. En ik krijg complimentjes van anderen op mijn sindskort kleurrijke kleding! Niet alleen dat trouwens, ik hoor ook van mensen dat ik meer open sta voor anderen, straal en een gezellige aanwezigheid ben.”
Het belangrijkste is jezelf weer belangrijk maken
“Ik heb veel dingen om naar uit te kijken. Zo ga ik in september mijn studie logopedie weer oppakken. En in de toekomst hoop ik iemand tegen te komen, te trouwen en een gezin te stichten. De uitdaging waar ik nog voor sta is mijn gevoel beter leren uiten naar anderen toe. Ook het goed blijven eten en een goede productkeuze maken is nog iets waar ik aan werk. Het zou fijn zijn als dit uiteindelijk iets automatisch wordt, waar ik niet over na hoef te denken. Ik vind het ook belangrijk om te blijven werken aan een realistische lichaamsbeleving. En meer tijd voor mezelf vind ik absoluut belangrijk. Dat is een van de beste lessen die ik hier heb geleerd: mezelf weer belangrijk maken!“
Anders Gespecificeerde Eetstoornis (OSFED)
Persoonsgegevens
Naam: Emily
Leeftijd: 21
Burgerlijke staat: relatie
Woonsituatie: samen met haar vriend
Opleidingsniveau: WO
Studie: Master Klinische Psychologie
Wanneer is je eetstoornis ontstaan?
“Op zestienjarige leeftijd ben ik begonnen met lijnen. Ik had toentertijd een vriendje dat hield van veel en ongezond eten, waar ik in het begin ook graag aan meedeed. Zo konden we samen wel een heel wit brood aan tosti’s wegwerken. Voor die tijd kon ik alles eten wat ik wilde zonder aan te komen, maar dat veranderde. Door mijn eetpatroon van toen was ik een beetje chubby geworden, en die extra kilootjes wilde ik er graag weer afkrijgen door wat gezonder te gaan eten. Mijn vriend wilde ook afvallen, maar het lukte hem niet zo goed. Mij lukte het wel, iets té goed.”
Zag je aankomen dat je een eetstoornis zou ontwikkelen?
“Nee, ik had nooit gedacht dat het zo ver zou komen. Ik vond mezelf namelijk nooit echt te dik en het was ook niet mijn bedoeling om graatmager te worden. Ik had een bepaalde grens in gedachten – gezond gewicht voor mijn lengte en bouw – en toen ik daar op zat was ik daar ook heel tevreden over. Ik zag er echt weer goed en gezond uit. Maar op een gegeven moment werd dat gewicht een magische grens in mijn hoofd; ik mocht daar niet meer boven komen. Een van de redenen was dat ik met dit figuur opeens aandacht kreeg van jongens, wat ik eerder nooit zo kreeg en dat wilde ik graag behouden. Om daarvoor te zorgen, moest ik een marge hebben vond ik. Zodat ik, als ik een keer een eetgelegenheid zou hebben waar ik van aan zou komen, alsnog niet over die grens zou gaan. Dat was het begin van mijn eetstoornis en het is snel gegaan. In april begon ik met afvallen, in oktober zat ik er diep in.”
Wat zijn denk je factoren geweest waardoor je een eetstoornis hebt ontwikkeld?
“Ik voelde controle over het eten, iets dat ik in mijn leven eigenlijk niet voelde. Op school moest ik hard werken omdat ik dyslexie heb, veel harder dan mijn klasgenoten. Ik maakte altijd planningen, maar het lukte nooit om me daar aan te houden. Met het eten lukte me dat op een of andere manier wel. Daarbij voelde ik me door het afvallen waardevol. In de eerste drie klassen van de middelbare school ben ik gepest, waardoor ik me minderwaardig was gaan voelen. Ik weet eigenlijk nog steeds niet precies waarom ik gepest werd. Ik denk omdat ik minder ver was in mijn ontwikkeling dan de andere vijf meiden in de klas (we zaten in een klas met zes meisjes en eenentwintig jongens). Zij waren al bezig met make-up en jongens. Ik niet. Ik wilde liever nog in bomen klimmen, vadertje en moedertje spelen, dat soort dingen. Misschien is ‘gepest’ niet helemaal het juiste woord; ik werd vooral genegeerd en buitengesloten. Ik was altijd alleen in de pauzes en voelde me niet gezien. Ook voelde ik me opgesloten in mijn eigen huis. Want waar ik ook kwam, die meiden waren er ook: op school, in de wijk waar ik woonde en ook op hockey. En die confrontatie vermeed ik liever.
In de vierde klas kreeg ik een relatie met mijn toenmalige vriendje. Het was een boom van een vent die ook op mijn school zat. Waarschijnlijk was het meer de angst voor hem dan zijn populariteit, maar mensen respecteerden hem. Wij hadden elkaar toevallig nog nooit gezien op school en leerden elkaar dan ook buiten school kennen. Vanaf dat hij me min of meer onder zijn hoede nam, werd ik meer geaccepteerd. Toch bleven de sociale spanningen als ik naar school ging bestaan. Mijn klasgenoten deden nu wel normaal tegen me, maar ze hadden me wel drie jaar lang het leven zuur gemaakt! Toen ik positieve aandacht kreeg nadat ik was afgevallen, had ik het gevoel dat mensen tegen me opkeken. En ik werd opeens ook voor het eerst ‘echt’ gezien, om iets wat ik zélf was of had gedaan.”
Merkte je omgeving dat je een eetstoornis aan het ontwikkelen was?
“Mijn ouders aten altijd al wel gezond. Mijn moeder is slank van zichzelf, maar mijn (stief)vader heeft juist de neiging om alles te eten wat los en vast zit en daardoor aan te komen. Mijn moeder let dus altijd op het eetpatroon van mijn vader. Om die reden werd door mijn ouders ’s avonds al nooit koolhydraten gegeten, deze stonden er alleen voor mijn broertje en mij. Het was voor mij dan ook heel makkelijk om deze te laten staan, dat werd immers normaal gevonden. Mijn ouders aten echter wel voldoende koolhydraten overdag, terwijl ik dat niet meer deed. Ze hadden pas iets in de gaten toen ik er al te ver in zat.“
Hoe heeft je eetstoornis zich verder ontwikkeld?
“Na anderhalf jaar bereikte ik mijn dieptepunt. Precies in het midden van de periode dat ik een eetstoornis had, want ik heb er drie jaar mee gekampt. We zouden met de familie naar Afrika gaan in de vakantie en omdat we daar waarschijnlijk vooral veel koolhydraten zouden gaan eten, moest de marge tot mijn magische grens van mezelf nog groter zijn. Ik maakte toentertijd ook foute berekeningen wat betreft calorieën. Ik vond namelijk dat alles wat ik binnenkreeg ook weer verbrand diende te worden door te sporten en ‘vergat’ dat mijn lichaam vanzelf al heel veel verbrandt, zonder dat ik daar ook maar iets voor hoef te doen. Ik at dus nauwelijks meer dan dat ik er afsportte, veel te weinig dus. Het gekke is dat ik – volgens de BMI criteria – nooit ondergewicht heb gehad, waardoor ik officieel gediagnosticeerd was met de niet anderszins omschreven eetstoornis. Behalve het ondergewicht, had ik wel alle andere kenmerken van anorexia. Zo menstrueerde ik ook niet meer. Voor mijn lichaam zat ik dus wel degelijk op een gewicht onder de maat. Waarschijnlijk is mijn lichaam in de spaarstand gegaan en heeft alles wat het nog kreeg, vast proberen te houden.”
Waardoor ging het na dat anderhalve jaar weer opwaarts?
“Mijn eye-opener en daarmee het keerpunt van mijn eetstoornis was een programma dat ik op de televisie zag samen met mijn moeder. Het ging over een meisje dat extreem gezond probeerde te eten, waardoor het juist niet meer gezond werd. Net als ik had zij geen ondergewicht. Voor mij werkte het als een soort bevestiging; dat je blijkbaar ook een serieus eetprobleem kunt hebben als je geen ondergewicht hebt. Mijn moeder is toen het gesprek aangegaan hierover. Sindsdien is er altijd openheid over geweest. Ook van mijn kant naar haar toe en naar mijn huidige vriend. Mijn moeder heeft me nooit gepusht. Ze zei altijd: “Als je in behandeling wilt, moet je daar klaar voor zijn, het zelf willen en het dus zelf aangeven.” Wel was ze er soms bij als ik me ging wegen, lette ze op mijn eten en maakten we daar samen afspraken over. Mijn vriend hielp me hier ook bij. Eigenlijk hebben we echt met z’n drieën vooral, de eetstoornis aangepakt. Met hun hulp ben ik weer op gewicht gekomen. Maar, de gedachten bleven. Toen heb ik me aangemeld bij PsyQ. Ik heb daar vijf gesprekken gehad met een diëtiste, die me ontzettend hebben geholpen en een gesprek met een psycholoog. Meer bleek niet nodig.”
Op welke manier heeft de diëtiste je zo geholpen?
“Ze heeft me geholpen om anders te denken over voedsel en over mijn lichaam. We bespraken altijd wat ik eng vond, waarom ik dat vond en welke gedachten daar achter zaten. Zij kon me dan meestal vertellen dat mijn gedachten niet klopten en uitleggen hoe het dan wel zat. Ik moest ook direct een basis eetlijst gaan volgen van haar. Ik was ervan overtuigd dat ik daar (nog veel meer) van zou aankomen, maar zij was heel stellig en zei dat het helemaal goed zou komen. Ik ben toen dat experiment aangegaan. Eigenlijk heb ik het alleen gedaan om haar te overtuigen van mijn gelijk. Maar niets bleek minder waar. Doordat ik regelmatig en genoeg ging eten, ging mijn lichaam uit de spaarstand en viel ik de eerste week zelfs af. Daarna ben ik wel iets aangekomen, maar mijn gewicht stabiliseerde zich al snel op een gewicht dat bij me past. Gelukkig kreeg ze gelijk. Toen ik met de psycholoog ging praten, had ik het licht dus al gezien. En wat was het heerlijk: ik kan nu nog steeds ‘zo veel’ eten en toch op gewicht blijven. Het grappige is ook dat koolhydraten drie jaar lang mijn vijand zijn geweest, terwijl ik brood nu het lekkerst vind wat er bestaat. Na de gesprekken met de diëtiste en psycholoog, heb ik de cursus Ga je eigen weg gevolgd bij het ITIP. Deze cursus voor jongeren, over het kiezen van je eigen levenspad en het onderzoeken wat daarvoor in de weg staat, heeft me ook erg geholpen. Het was een intensieve groepscursus, heel leerzaam. Daar heb ik onder andere geleerd dat anderen mij helemaal niet raar of anders (meer) vinden.”
Je vertelde dat je diëtiste je irreële gedachten aanpakte. Heb je een voorbeeld van de gedachten die je had?
“Nou, bijvoorbeeld die rare berekeningen omtrent calorieën binnenkrijgen en verbranden. Maar de meeste opvallende verandering vond ik dat mijn gedachten en angsten over eten naarmate ik steeds beter ging eten, als sneeuw voor de zon verdwenen. Dat had ik me eerder niet voor kunnen stellen: mijn gedachten kwamen toch automatisch op, hoe kon ik dat dan ooit uitschakelen? Toch was het zo. En ook mijn lichaamsbeeld is (weer) normaal geworden. Ten tijde van mijn eetstoornis zag ik mezelf relatief dun voor het eten, en dik na het eten of na het wegen. Dat vond ik een bizarre gewaarwording, want ik wist dat er niet zo’n groot verschil kon ontstaan in zo’n kort tijdsbestek. Een van de twee beelden klopte dus niet en er zat dus iets niet goed, besefte ik me. Momenteel zie ik mezelf weer realistisch. Nagenoeg hetzelfde, ietsje zwaarder in de winter dan in de zomer en ietsje voller tijdens mijn menstruatiecyclus. Eten heeft hier geen invloed meer op. Natuurlijk ben en voel ik me wat lichter ’s ochtends dan ’s avonds, maar dat klopt ook en heeft volgens mij iedereen.”
Hoe ga je nu met eten om?
“Ik volg nog steeds het ritme van een eetlijst, maar wel op gevoel.Ik merk dat als ik niet regelmatig eet, ik echt trek krijg en flauw word. Om de twee uur eet ik dus wel wat en ik zorg er altijd voor dat ik iets bij me heb, voor het geval dat. De controle willen hebben over eten is er zo goed als af. Laatst was ik ergens waar ze appeltaart als middageten hadden. Dat vond ik gek, maar ik heb wel gewoon meegedaan. Ik heb zelfs anderhalf stuk gepakt, omdat het anders echt te weinig was. Een ander voorbeeld is dat ik tegenwoordig nooit meer van tevoren weet wat ik die avond ga eten. Ik heb nog steeds niet veel behoefte aan friet of iets dergelijks, maar daar ben ik van huis uit ook niet mee opgevoed. Ik houd nu eenmaal meer van gezond voedsel. Gezond voedsel heeft voor mij nu wel een veel bredere (en daarmee een daadwerkelijk gezonde) betekenis dan tijdens mijn eetstoornis. Wanneer ik bijvoorbeeld uit ben geweest en iedereen een frietje gaat halen, dan hoeft dat wat mij betreft niet zo. Maar, dan haal ik bijvoorbeeld wel een broodje als snack. Heel soms heb ik nog wel eens gedachten over eten en afvallen, en vind ik het eten van bepaald voedsel nog wel een beetje eng, zoals chocoladetaart. Maar ja, ik heb ook geleerd dat dat best mag. Daarmee vind ik mezelf niet direct ‘eetgestoord’, anders blijf je jezelf ook bestempelen met (eet)stoornissen. Wat dat betreft ben ik ook milder geworden naar mezelf toe.”
Wat is het verschil tussen Emily met eetstoornis en zonder?
“Haha, dat is een wereld van verschil! Toen ik nog een eetstoornis had was mijn lichaam er sowieso zwaar aan toe. Ik had geen menstruatie meer, mijn haar was dof, ik had pijn bij het zitten en hartkloppingen. Mijn benen deden ook pijn als ik bijvoorbeeld een trap opliep. Ik moest daarna dan ook altijd zitten en uithijgen voor ik door kon. Ik was continu bang om flauw te vallen. Verder was ik heel prikkelbaar, somber, zei ik alle sociale gelegenheden af en had concentratieproblemen. Zelfs een gesprek volgen was voor mij bijna onmogelijk. Nu ben ik vrolijk en doe ik allemaal leuke dingen. Voorheen was ik alleen maar bezig met (niet) eten. Niet alleen geestelijk, ook als je kijkt naar de activiteiten die deed. Ik had toentertijd oprecht het idee dat ik geen tijd had of ooit zou krijgen om me met nog meer bezig te gaan houden dan ik al deed. Nu heb ik zoveel tijd en ruimte in mijn hoofd over! Ik kan me nu ergens op focussen, waardoor taken me uiteindelijk altijd wel lukken. Ik heb echt het gevoel alles aan te kunnen. Het belangrijkste verschil met de tijd toen ik een eetstoornis had, is dat ik mezelf nu gewoon leuk vind. Zowel qua uiterlijk als innerlijk.“
Wat doe je nu anders waardoor je geen eetstoornis meer ‘nodig’ hebt?
“Wat helpt is dat mijn omgeving op me blijft letten. Vooral mijn moeder en mijn vriend weten precies hoe het zit en kunnen vaak aan mij zien als ik het een keer moeilijk heb met eten. Dan vragen ze of ik dat zelf ook doorheb en zo ja, of ik weet waar het door komt. Daar hebben we het dan over; het gesprek blijft open. Ook praat ik uit mezelf nu sneller en makkelijker.”
Veel mensen met een eetstoornis vinden het moeilijk om motivatie te vinden voor herstel. Wat zou je tegen hen willen zeggen?
“Ik zou ze vooral willen aanraden om het loslaten van hun eetstoornis als experiment te zien. Je kunt altijd nog terug als het je ‘aan de andere kant’ niet bevalt. Verder zou ik willen benadrukken dat een eetstoornis zonde is van je leven; je kunt zoveel meer. Eigenlijk kun je alles doen wat je wilt, want je wordt niet meer beperkt door je eetstoornis. Wanneer je zo restrictief eet kun je bijna niets meer doen, want niets voelt meer veilig. Ten slotte zou ik mensen willen adviseren om een doel voor zichzelf te bedenken, waar je het allemaal voor doet. Voor mij was een reis naar Australië mijn grote doel. Met een eetstoornis had ik dit nooit gekund of gedurfd, en had ik er waarschijnlijk ook niet van kunnen genieten. In het begin van mijn herstel deed ik het vooral voor mijn omgeving (wat in het begin volgens mij ook helemaal zo erg nog niet is), maar later deed ik het echt voor mezelf. Mijn reis heb ik uiteindelijk gemaakt, helemaal gezond. Dit avontuur waarbij ik twee maanden alleen heb rondgetrokken in een vreemd land heeft me bevestiging gegeven dat ik capabel genoeg ben om zelf alles te regelen en te rooien, dat ik in staat ben om met leuke mensen in contact te komen en nog veel meer.”
Persoonsgegevens
Naam: Hans
Leeftijd: 48
Burgerlijke status: getrouwd
Woonsituatie: woont samen met zijn man en 3 katten
Opleidingsniveau: MBO
Werk: vrijwilliger bij Featback, actief voor het COC (belangenvereniging voor homoseksuelen) en verhalenverteller (in verzorgingstehuizen, op scholen, locale televisie etc.).
Hoe is jouw eetstoornis ontstaan?
“Als jong kind was ik een moeilijke eter. Ik at nauwelijks iets en was zo mager als een lat. Ik weet nog dat mijn zus soms van mijn ouders moest applaudisseren als ik überhaupt iets had gegeten. Rond mijn zesde à zevende jaar is dat omgedraaid; ik kreeg eetbuien. Dat viel samen met de periode dat mijn broer drugs ging gebruiken. Hij was altijd al wel een ‘probleemkind’, maar toen kwam hij echt in het middelpunt te staan. Alle aandacht van mijn ouders ging daar naartoe. Mijn zus kreeg in die periode ook een eetstoornis, dus ik denk dat het daar wel mee te maken had.”
Welke rol speelde eten over het algemeen in jullie gezin?
“Het was grenzeloos bij ons thuis en een kind heeft behoefte aan grenzen. Ik heb dat ook gemist. Voor mijn gevoel heb ik me later nog helemaal zelf op moeten voeden. Verder heeft mijn moeder zelf ook veel met eten gehad. Ze is in Nederlands-Indië opgegroeid en heeft daar in een kamp gezeten. Jarenlang heeft ze slecht te eten gekregen. Toen ze uit het kamp kwam en onze moeder werd, vond ze: als je maar te eten hebt, dan is het goed. Eten was een teken van vrijheid en geluk denk ik. Tegelijkertijd kon ze zeggen: “Wat wordt je vet!” De boodschappen die ze uitzond waren dubbel. Ik voelde me onzeker bij hoe zij deed. Mijn vader hield zich afzijdig, van hem ervoer ik niet veel steun.”
Hoe hebben je eetproblemen zich verder ontwikkeld?
“Vanaf toen had ik eigenlijk continu honger en was ik alleen maar bezig met waar ik mijn volgende portie eten kon scoren. Ik at op een gegeven moment ook voedsel dat ik niet eens lekker vond. Ik denk dat ik gewoon ‘vulling’ zocht. Mijn ouders wisten er tot op zekere hoogte wel van. Zo zagen ze wel eens de hompen droog brood naast mijn bed als ik in slaap was gevallen. Of kwam mijn moeder erachter dat ik haar bestelbriefjes van de kruidenier vervalste en mijn eigen bestellingen erbij zette. Als dit soort dingen uitkwamen werd er wel wat van gezegd, maar eigenlijk had het weinig consequenties.
Op mijn vijftiende kreeg ik een ongeluk waardoor ik mijn been had gebroken. Ik ben toen in korte tijd zo dik geworden, dat ik zelfs striae kreeg. Ik ben zogezegd ‘uit mijn voegen gescheurd’. Hier heb ik voor de rest van mijn leven een minderwaardigheidscomplex aan overgehouden. Ik voelde me er zo niet bijhoren; alsof er een grote muur zat tussen mij en mijn klasgenoten. Ik voelde me walgelijk, een afschuwelijk vies varken. Ik werd ook uitgescholden en gepest met mijn gewicht. Op een gegeven moment kreeg ik echt het gevoel dat ik er beter niet kon zijn. In die tijd ben ik er achtergekomen dat ik homoseksueel ben, maar dat zag ik eigenlijk meer als een bijkomend probleem. Ik dacht: mijn ouders hebben het al zo zwaar en dan komt dit er ook nog eens bij. Ik vond het een vreselijke tijd, die hele puberteit.”
Wanneer kwam er verandering in dit eetpatroon?
“Ik was heel blij toen ik uit huis ging, dat was rond mijn twintigste. Wat betreft het eten is er toen een knop omgegaan (al was het gedrag dat volgde ook niet gezond). Ik weet nog dat ik mezelf in de spiegel zag -een soort reus- en dacht: dit ben ik helemaal niet. Ik had het gevoel terug te moeten naar wie ik werkelijk was of iets dergelijks. In ieder geval moest ik veranderen. Ik ben toen een dieet gaan volgen waarbij ik alleen meloenen mocht eten. Van de een op de andere dag had ik geen eetbuien meer. Sterker nog, ik at alleen nog meloen en dat werd steeds minder tot ik nog maar een stukje per dag at. Ik had wel honger, maar dat kon ik goed onderdrukken. En als ik toch honger had, dan voelde ik me daardoor ook heel trots. Met name als ik daar niet aan toe gaf. Het vertelde me dat ik sterk was.
In de periode dat ik op kamers woonde, voelde ik me op een gegeven moment wel eenzaam. Daar raakte ik van in paniek. Om deze paniek te dempen, heb ik een groot bord bami gegeten, dat weet ik nog goed. Dit is het begin geweest van een tijd dat ik wel weer at, af en toe. Ik kreeg wel weer eetbuien, maar dan at ik daarna bijvoorbeeld weer een week niets. Als ik at probeerde ik het uit te braken, alleen lukte me dat meestal niet. Dus sportte ik veel, gebruikte afslankpillen en drugs, en ging ik nachtenlang uit. Deze levensstijl heb ik van mijn twintigste tot dertigste volgehouden. Omdat ik hierbij redelijk slank bleef, kon ik dat zo goed als onopgemerkt blijven doen.”
Merkte je omgeving dan niets van je eetstoornis?
“Ik was heel goed in het doen alsof. Ik had niet veel energie, dus hield ik nooit iets lang vol, werk of opleidingen. Tegelijkertijd ging ik veel uit en kreeg ik ineens heel veel positieve aandacht in de gayscene. Dat was geweldig, want dat was ik natuurlijk niet gewend. Ook was ik nog steeds erg met mijn ouders begaan, die nog steeds veel zorgen hadden over mijn broer. Eigenlijk kwam ik nooit aan mijn eigen leven toe. Ik had natuurlijk mijn eetstoornis, maar wie ik wezenlijk was en wat ik wilde, daar was gewoon geen tijd voor. Mijn opleiding heb ik uiteindelijk nog gehaald; op een of andere manier glipte ik altijd tussen de mazen van het web. Ik was in die periode wel altijd moe.
Uiteindelijk kwam ik toen ik dertig was mijn huidige man tegen. Aan hem liet ik wel zien wie ik was en hoe verstoord ik eigenlijk functioneerde. Eerder vertelde ik het ook wel aan mensen, maar die namen het meestal niet serieus. Ik ben best een gangmaker dus mensen geloven het vaak ook niet, nog steeds niet altijd. Uiteindelijk waren er verschillende mensen die me doorzagen en confronteerden. Zo zei een vriendin dat ik mezelf alleen ‘liet zien’ als het goed met me ging. En dat het er om ging dat je jezelf ook mag laten zien, als je je niet goed voelt. Ik deed in die tijd de opleiding tot B-verpleegkundige wat moeizaam verliep, en ik kwam er steeds meer achter dat ik eerst mezelf moest gaan helpen. Ik ben toen in therapie gegaan, wat ik negen maanden heb gedaan. Dat werkte echter niet goed omdat ik me sociaal wenselijk gedroeg. Daarbij sprak de manier waarop ik bejegend werd me niet aan. Ik vond dat ze me erg de les lazen en ik voelde me gekleineerd.
Na de afronding van deze therapie wilde ik de draad oppakken en ben ik weer een opleiding gaan doen. Niet meer tot B-verpleegkundige, want dat vond ik te zwaar, dus ging ik voor: ziekenverzorger. Dit bleek echter niet bij mij te passen, omdat daar volgens een bepaald stramien gewerkt werd en daar niet vanaf geweken mocht worden. Ik ben veel vrijer in mijn doen en laten. Zo zong ik liedjes voor de mensen en zette ze met mooi weer lekker buiten in de zon, maar dat mocht niet. Ik kreeg ruzie met collega’s en werd ter verantwoording geroepen bij mijn werkgever. Omdat ik me zo beperkt voelde, vond ik mijn werk verschrikkelijk en kreeg ik op een gegeven moment hoge bloeddruk.
Toen ging ik weer eten. Het lukte me niet meer om het niet of zeer gecontroleerd eten met mijn werk te combineren, dus én slank blijven én werken, en liet ik dat streven en het daarbij horende eetgedrag los. Doordat ik dat losliet, kwamen de eetbuien terug. Ik heb toen in een paar maanden tijd zoveel gegeten dat ik dikker werd dan ooit, namelijk rond de 135 kilo. Ik hield het niet meer vol en ook mijn vriend heeft me toen gevraagd te stoppen. Mede daardoor ben ik weer hulp gaan zoeken, dit keer bij Centrum Eetstoornissen Ursula. Ik heb daar twee jaar in een mannen-eetgroep gezeten. Hier voelde ik me voor de eerste keer wel serieus genomen en hier werd wel gezien wat ik ‘mankeerde’. Na deze therapie heb ik nog jaren individuele gesprekken gehad als nazorg.”
Wat heb je tijdens deze laatste therapie geleerd?
“Ten eerste had ik van huis uit natuurlijk al nooit normaal leren eten, dus moest ik dat leren. Zoals het standaard eten van een ontbijt, lunch en avondeten. Verder heb ik gemerkt dat ik mezelf snel opstel als een soort toeschouwer. Ik vind het heel eng om echt ‘deelnemer’ te zijn, nog steeds wel. Om echt in een proces te stappen. Wat wel grappig is, is dat als ik het eenmaal doe, ik het ook wel heel leuk vind. Verder is het helder geworden dat ik snel geneigd ben om met anderen bezig te zijn. Aan mezelf beginnen vind ik veel enger. Ook wist ik niet goed wat ik nodig zou hebben, wat ik eigenlijk wilde. Dat vond ik al eng. Laat staan, het recht op te eisen daarvan, dat ik dat ook mag. Als je dat niet van kinds af aan meekrijgt, dan blijft dat heel moeilijk denk ik. Ik ben door de therapie niet geheel af van deze angsten, maar ik heb wel geleerd en geaccepteerd dat ik dit moeilijk vind. Ten slotte heb ik gekeken naar mijn verslavingsgevoeligheid, wat overigens ook wel in de familie zit. Ik heb ontdekt dat ik behoefte heb aan controle, dit uit zich in restrictief eetgedrag. En als ik die controle loslaat, slaat het door naar de andere kant. Ik kan wat dat betreft best zwart-wit zijn. In het verleden heb ik ook overmatig alcohol gedronken en drugs gebruikt, en nog steeds vind ik het moeilijk om maat te houden. Maar eten of niet eten is wel altijd mijn ‘hoofdverslaving’ geweest.”
Hoe gaat het nu met eten?
“Ik heb nog steeds periodes waarin ik begin met lijnen. Ik voel me dan eigenlijk nog steeds heel ‘sterk’ als ik slanker word, maar ik kan het nu wel weer op tijd stoppen en het relativeren. Wat bewijs je dan en waar lijn je naartoe, denk ik dan. Ik laat dat lijnen dan weer los. Meestal krijg ik dan weer een paar eetbuien, juist omdat ik me tegen dat lijnen afzet. En dat roept dan weer veel angst op. Helaas blijven dit soort periodes nog wel aanwezig.”
Verwacht je dat dit nog over zal gaan?
“Nee, ik heb heel lang gedacht dat dit de laatste restverschijnselen zijn die wel overgaan. Maar nu denk ik meer dat het iets is dat ik een plaats moet geven of eigenlijk wel heb gegeven. Soms word ik er wel moe van, natuurlijk zou ik willen dat het er niet was. Maar het wordt beter en dat heeft naar mijn idee ook te maken met leeftijd. Wat dat betreft vind ik ouder worden fijn. Ten slotte helpt humor me heel erg. Mijn partner heeft gelukkig een goed gevoel voor humor. We kunnen samen goed om dingen, ook van elkaar, lachen.”
Wat heeft de behandeling en het voor het grootste deel afkomen van je eetstoornis je uiteindelijk opgeleverd?
“Het klinkt clichématig, maar: het idee dat ik zelf iemand ben, en mag zijn. Als het over mij ging, werd ik voorheen heel lacherig. Alsof ik er eigenlijk toch niet toe deed. Nu heb ik dat niet meer zo. Verder ben ik door de therapie concreter geworden, ik was altijd nogal zweverig. Ik leef nu meer in het hier en nu. Sporten helpt me hierbij en om in mijn lijf te komen, dat doe ik nu dan ook standaard twee à drie keer per week. Tenslotte ben ik gaan accepteren dat ik beperkt ben in mijn leven. Ik heb bijvoorbeeld geen betaalde baan. Vroeger had ik allemaal dromen en ideeën over mijn carrière en het daarbij horende geld verdienen. Die dromen gingen altijd over het onbereikbare ‘later’. En dan blijkt het opeens later te zíjn. Er is een hoop niet verwezenlijkt in mijn leven en dat is wel verdrietig. Wel ben ik heel gelukkig met mijn man en vrijwilligerswerk. Maar toch wegen mijn zwakke kanten soms wel eens zwaarder. Dat blijft lastig.”
Wat zou je met dit verhaal willen bereiken of uitdragen?
“Ik vind een eetstoornis een lastige en ongrijpbare aandoening. Hoeveel mensen lopen er niet rond die een eetstoornis hebben, waar je het helemaal niet van weet? Naast (jonge) vrouwen, hoop ik vooral dat mannen en jongens met een eetstoornis zich aangesproken zullen voelen door dit verhaal. Bij deze doelgroep zijn eetproblemen nog veelal een taboe. Ik heb zelf zoveel last ondervonden van mijn eetstoornis, hopelijk kan ik er nu iets goeds mee doen en daarnaast hoop ik natuurlijk dat iemand anders er ook iets aan zal hebben.”
Zou je Featback hebben gebruikt als het er toen geweest zou zijn?
“Ik vind het moeilijk om dat te bedenken omdat er vroeger natuurlijk geen internet bestond, maar ik denk het wel. Ik zou het in ieder geval hebben opgezocht. Het mooie van deze generatie is, dat zij de mogelijkheid heeft om online informatie te verkrijgen en (anoniem) hulp te zoeken. Dat is een voordeel, want net als vele andere mensen met een eetstoornis, voelde ik me heel alleen en eenzaam.”
Persoonsgegevens
Naam: Lieke
Leeftijd: 27
Burgerlijke staat: samenwonend
Woonsituatie: met vriend
Opleidingsniveau: WO
Werk: psycholoog
Hoe zijn jouw eetproblemen ontstaan?
“Er is bij mij geen sprake geweest van een eetstoornis, maar wel van een eetprobleem. Ik vind het lastig te zeggen hoe het is ontstaan, maar als ik terugkijk op die periode kan ik wel dingen noemen die waarschijnlijk meespeelden. Van mijn 15e tot mijn 17e jaar had ik een vriendje die mijn figuur continu vergeleek met dat van andere meisjes, dus of ik slanker of juist dikker was dan een ander. Hij zei ook vaak dat ik niet slank was maar ook niet dik, ik zat “er tussenin”. Hij was dus heel erg bezig met gewicht en als ik erop terugkijk was hij zijn eigen angst voor aankomen aan het projecteren op mij. Maar goed, ik kreeg dat dus twee jaar lang te horen maar vreemd genoeg had dit toen nog niet echt grote invloed op mij. Ik lette wel altijd op met eten (heel weinig snoepen etc.), maar het was nog geen eetprobleem. Ik denk wel dat ik er (onbewust) onzekerder van werd. Op mijn 18e kreeg ik een ander vriendje, een hele lieve jongen die absoluut geen commentaar op mijn uiterlijk had. Vreemd genoeg begonnen toen de eetproblemen. Misschien had het te maken met het feit dat hij zelf vrij weinig at. Ik voelde me dan zwak als ik meer at dan hij en begon daarom steeds minder te eten.“
Wat haalde je uit je eetstoornis? Met andere woorden, waardoor werd je eetstoornis in stand gehouden?
“Ik was erg trots op het feit dat het me lukte om af te vallen en op de complimenten die ik in eerste instantie kreeg. Het toonde voor mij aan dat ik discipline had. Naarmate de tijd vorderde gingen die complimenten over in uitingen van bezorgdheid. Met mij ging het echter steeds slechter. Ik begon fanatiek te sporten en nog minder te eten. Het ging mijn leven steeds meer beheersen maar ik durfde dit aan niemand te vertellen, omdat ik bang was dat ze zouden ingrijpen en ik weer meer zou moeten gaan eten. Ik ging steeds meer in mijn ‘eigen wereldje’ leven en sloot me af van anderen.”
Hoe ben je van je eetproblemen afgekomen?
“Uiteindelijk hebben drie vriendinnen ingegrepen. Ze hebben mijn ouders gebeld en hierna contact opgenomen met mijn mentor. Mijn mentor heeft me toen op gesprek laten komen en tijdens dat gesprek ben ik ingestort. Ik heb hem toen verteld hoe erg mijn gewicht en het (niet) eten mijn leven beheerste. Ergens was ik opgelucht dat er was ingegrepen en ik ‘gedwongen’ werd het te vertellen. Ik kwam er zelf namelijk gewoon niet meer uit, maar het lukte me ook niet om hulp vragen. Ik ben vervolgens met mijn ouders naar de huisarts gegaan. Hij gaf aan dat ik mocht proberen zelf aan te komen en als dat niet zou lukken, er verdere hulp zou worden gezocht. Het is me vanaf toen langzaamaan gelukt om beter te gaan eten en meer balans te vinden. Wat me hierbij ontzettend geholpen heeft is dat het geen geheim meer was. Ik kon er openlijk over praten, met mijn ouders en met mijn vrienden, en ze hielden me ook goed in de gaten.”
Kun je zeggen dat je er nu helemaal vanaf bent?
“Ja, dat kan ik wel zeggen. Achteraf gezien ben ik blij dat er zo snel is ingegrepen, waardoor ik niet verder ben doorgeslagen en het misschien wel echt een eetstoornis had kunnen worden.”
Wat is er veranderd, dat je het nu niet meer nodig hebt om af te willen vallen?
“Ik ben opener geworden, deel meer mijn gevoelens in plaats van alles op te kroppen.”
Denk je dat Featback zinvol kan zijn voor mensen met eetproblemen?
“Ja absoluut. Zelf heb ik gemerkt dat ik me steeds meer ging terugtrekken in mijn eigen wereld en me afsloot voor anderen, waardoor ik heel eenzaam werd en de eetproblemen verergerden. Als ik toen (anoniem) contact had kunnen krijgen met iemand die er meer van afwist, had ik denk ik makkelijker dingen kunnen delen en me minder alleen gevoeld.”